Wat kan AWVN voor u betekenen?
Bekijk de dienstverlening van AWVN op het gebied van het arbeidsrecht.
Bij alle contracten voor bepaalde tijd met een contractduur van een half jaar of langer moet de werkgever de werknemer, uiterlijk een maand voordat het contract afloopt, schriftelijk informeren over het al dan niet voortzetten van het contract (“aanzeggen”).
Als de werkgever dit achterwege laat, moet hij de werknemer een vergoeding betalen van een maandloon. Dit geldt ook als het contract wordt voortgezet. Als de werkgever te laat is, geldt de vergoeding over de termijn die hij te laat is.
De werknemer moet de vergoeding binnen twee maanden na het einde van het desbetreffende contract opeisen. Daarna is het niet meer mogelijk.
Als de werkgever aangeeft het contract te willen voorzetten, moet hij ook aangeven tegen welke voorwaarden hij dit wil doen. Laat hij dit achterwege, dan wordt het contract geacht te zijn voortgezet voor dezelfde tijd en tegen dezelfde voorwaarden, doch voor ten hoogste een jaar. De vergoeding is evenwel niet verschuldigd als de werkgever wel aangeeft te willen verlengen, maar niet vermeld onder welke voorwaarden.
Er geldt geen aanzegtermijn als het contract niet op een vaste datum eindigt, bijvoorbeeld als het is aangegaan voor de duur van een bepaald project of voor ziektevervanging.
Volgens de wetsgeschiedenis kan reeds bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de aanzegging worden gedaan. Hoewel tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aangeraden is de aanzegging per aangetekend schrijven te doen, is dit niet per se nodig. Van belang is dat de werkgever kan aantonen dat de aanzegging de werknemer tijdig heeft bereikt.
Voor de vergoeding in verband met de aanzegtermijn wordt onder loon verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand. Is er sprake van een wisselend arbeidspatroon, bijvoorbeeld bij oproep- of min/max-contracten, dan wordt het loon berekend over het gemiddelde in de 12 maanden voorafgaand aan het einde van het contract. Duurde dat korter dan 12 maanden, dan slechts over de duur van het contract. Dezelfde berekeningsperiode geldt als er sprake is van stukloon of provisie.
Bij de vergoeding voor de aanzegtermijn worden in het bruto uurloon géén andere looncomponenten meegenomen. Dus geen overwerk- of ploegentoeslag, geen vakantiegeld of eindejaarsuitkering, geen winstdeling et cetera: alleen het “kale” uurloon of stukloon, eventueel te verhogen met ontvangen provisie.
Is er sprake van een te late aanzegging, en is dus de vergoeding naar rato verschuldigd, dan is de berekeningsmethodiek als volgt: is de werkgever 2 dagen te laat, en telt de maand 31 dagen, dan is de vergoeding 2/31ste van een maandloon. Telt de maand 28 dagen, dan is de vergoeding 2/28ste van een maandloon. Bepalend voor het aantal dagen in een maand is de laatste maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Update Maaike Hilhorst, december 2022