25 november 2021

Verzamelwet SZW 2022: zes relevante wijzigingen voor werkgevers

De Tweede Kamer heeft op 18 november het wetsvoorstel voor de verzamelwet SZW 2022 aangenomen. Het wetsvoorstel bevat een aantal wijzigingen op het gebied van de arbeidswetgeving, de sociale-zekerheidswetgeving en wetgeving rondom de structuur van de uitvoeringsorganisaties. Met de voorgestelde wijzigingen gaat het om zogeheten klein beleid – dat wil zeggen dat geen substantiële beleidswijzigingen worden beoogd. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel op 1 januari 2002 inwerking treedt.

Voor werkgevers zijn de volgende zes wijzigingen die uit het wetsvoorstel voor de verzamelwet SZW 2022 voortvloeien, het meest relevant.

1. Wijziging Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU)
In artikel 1 van de wet wordt toegevoegd dat een zelfstandige die een tijdelijke dienst verricht in Nederland, vanuit een andere EU-lidstaat dient te komen. Een zelfstandige afkomstig uit een EU-lidstaat die in Nederland tijdelijk diensten komt verrichten, moet zich aanmelden op grond van artikel 8 van deze wet. Om te voorkomen dat men denkt dat het ook gaat om zelfstandigen afkomstig uit derde landen, die onder het regime van de Wet arbeid vreemdelingen vallen, wordt specifiek verwezen naar zelfstandigen uit een andere lidstaat.
Ook is artikel 3b in de wet opgenomen. Daarin wordt bepaald dat een werkgever de werknemer niet mag benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer een gerechtelijke of administratieve procedure start om de in deze wet of de in artikel 2a van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten aan hem toegekende rechten geldend te maken. Dit betreft het beroep op de kernarbeidsvoorwaarden uit een algemeen verbindend verklaarde cao door een gedetacheerde werknemer.
Monica Wirtz

2. Wijziging Wet AVV
Aan artikel 2a van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV) wordt een lid toegevoegd: ‘8. In het geval van werkzaamheden met het oog op de initiële assemblage of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een overeenkomst voor de levering van goederen, noodzakelijk zijn voor het in werking stellen van het geleverde goed en uitgevoerd worden door gekwalificeerde of gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming, is het eerste lid, aanhef en onder b en c, niet van toepassing, mits de duur van de detachering niet meer dan acht dagen bedraagt en het geen werkzaamheden in de sector bouwbedrijf betreft.’
Dit artikellid bevat een verplichte uitzondering ten aanzien van het minimumaantal betaalde jaarlijkse verlofdagen en de beloning op grond van de toepasselijke algemeen verbindend verklaarde cao. De uitzondering geldt voor gedetacheerde werknemers die werkzaamheden verrichten ‘met het oog op de initiële assemblage of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een overeenkomst voor de levering van goederen, noodzakelijk zijn voor het in werking stellen van het geleverde goed en uitgevoerd worden door gekwalificeerde of gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming, onder de voorwaarde dat de detachering niet meer dan acht dagen bedraagt’.
Het gaat dus om werkzaamheden in Nederland die erg kort duren en nauw verbonden zijn met de grensoverschrijdende levering van een goed, wat de rechtvaardiging vormt voor deze uitzondering van een klein deel van de harde kern van arbeidsvoorwaarden. De uitzondering geldt niet voor werkzaamheden in de bouwsector.
De wijziging heeft tot gevolg dat een beperkte groep gedetacheerde werknemers, onder de voorwaarden genoemd in de Detacheringsrichtlijn, geen recht heeft op de harde kern van arbeidsvoorwaarden met betrekking tot beloning en het minimumaantal betaalde jaarlijkse verlofdagen, voor zover deze arbeidsvoorwaarden voortvloeien uit algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao die toepasselijk is op grond van artikel 2a, eerste lid, Wet AVV.
De overige onderdelen van de harde kern van arbeidsvoorwaarden, zoals bepalingen over arbeidstijden, gezondheid en gelijke behandeling, gelden onverkort voor deze werknemers als zij in Nederland de installatie- of assemblagewerkzaamheden verrichten.
Monica Wirtz

3. Flexkrachten: betrokkenheid bij medezeggenschap vergroten
Zoals reeds in 2020 is aangekondigd, beoogt het kabinet via de Verzamelwet 2022 de Wet op de ondernemingsraden (WOR) aan te passen om de betrokkenheid van flexkrachten bij de medezeggenschap te vergroten. Hierbij volgt het kabinet de betreffende adviezen van de Commissie Bevordering Medezeggenschap van de Sociaal Economische Raad. Om te beginnen worden de termijnen voor actief en passief kiesrecht verkort van respectievelijk 6 en 12 maanden naar 3 maanden. Ook de periode waarna uitzendkrachten zullen kwalificeren als in de onderneming werkzame personen en medezeggenschapsrechten gaan opbouwen in de onderneming van de inlener, zal worden verkort (van 24 naar 15 maanden). Dit betekent dat een uitzendkracht na 15 maanden medezeggenschapsrechten gaat opbouwen in de onderneming van de inlener en na 18 maanden actief en passief kiesrecht verwerft (15+3=18 maanden).
De vaste commissies die de ondernemingsraad kan instellen hoeven niet langer in meerderheid uit OR-leden te bestaan. In een vaste commissie kunnen naast tenminste een lid van de OR, ook andere in de onderneming werkzame personen zitting hebben. Als de OR rechten en bevoegdheden, geheel of gedeeltelijk, aan de betrokken commissie wil overdragen, moet nog wel de meerderheid van het aantal leden van de commissie uit leden van de ondernemingsraad bestaan.
Marco Veenstra

4. No-riskpolis en te late ziekmelding
Huidige situatie Als een werknemer met een no-riskpolis uitvalt wegens ziekte, heeft deze recht op ziekengeld van het UWV. Hierdoor wordt de werkgever financieel gecompenseerd voor het loon dat hij zijn werknemer moet doorbetalen tijdens ziekte. En als de ziekte tot een WGA-uitkering leidt, hoeft de werkgever daar niet de financiële risico’s van te dragen. Als de werkgever eigenrisicodrager is voor de WGA, betekent de no-riskpolis dat hij de WGA-uitkering niet zelf hoeft te betalen. Dit voorkomt bij publiek verzekerde werkgevers dat de gedifferentieerde premie omhoog gaat.
Maar de no-riskpolis leidt ertoe dat bij een te late aanvraag het ziekengeld niet meer tot uitbetaling kan komen, omdat het ziekengeld over ten hoogste één jaar met terugwerkende kracht wordt uitbetaald. De werkgever kan in een dergelijk geval nog wel het UWV vragen om het recht op ziekengeld te beoordelen – om zo het daaraan gekoppelde WGA-voordeel te behouden.
Hoewel het ziekengeld dus niet meer tot uitbetaling kan komen, moet het UWV in dit soort situaties, uitsluitend voor de hierboven geschetste mogelijke WGA-gevolgen, fictief recht op ziekengeld vaststellen. Daarvoor moet een arts van het UWV de werknemer onderzoeken, en bovendien moet het UWV de werknemer brieven sturen over recht op ziekengeld dat nooit tot uitbetaling kan komen. Dit is een in de ogen van de wetgever een onbedoeld en onwenselijk gevolg van de no-riskpolis.
Nieuwe situatie Daarom wordt nu in de WIA opgenomen dat uitsluitend in het geval dat het ziekengeld daadwerkelijk is uitbetaald of nog tot uitbetaling kan komen, de werkgever de WGA-lasten niet krijgt doorberekend. Hiervoor wordt aangesloten bij de al bestaande termijn voor het met terugwerkende kracht uitbetalen van ziekengeld.
Ziekengeld kan achteraf worden geclaimd en met terugwerkende kracht tot ten hoogste één jaar worden toegekend. Dat betekent dat als bijvoorbeeld pas anderhalf jaar na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een melding bij het UWV binnenkomt, het UWV het ziekengeld alleen over het laatste jaar toekent. Voor het eerste half jaar arbeidsongeschiktheid kent het UWV het ziekengeld in dit voorbeeld niet meer toe – en keert het daarom ook niet uit.
Dat betekent dat als een werkgever drie jaar na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een ziekengeldclaim indient, het UWV geen ziekengeld meer toekent en uitbetaalt vanwege de termijnoverschrijding. Die termijn is verstreken nadat het recht op ziekengeld op zijn laatst na drie jaar ziekte is geëindigd (de maximale duur van recht op ziekengeld is immers 104 weken). Door de wetswijziging  kan de werkgever die (te laat) een ziekengeldclaim indient, hier niet langer meer mee voorkomen dat de WGA-uitkering aan hem wordt doorberekend.
Jan Mathies

5. Samenloop no-riskpolis en loonkostensubsidie
Huidige situatie
Al eerder is door werkgevers aangekaart dat zij last hebben van de situatie dat een werknemer ziek wordt die onder de no-riskpolis valt en voor wie de gemeenten loonkostensubsubsidie (LKS) verstrekt. In dat geval moet de werkgever namelijk de werknemer bij twee loketten ziek en beter melden: bij UWV (vanwege de no-riskpolis) en bij de gemeente (vanwege het stopzetten en hervatten van de loonkostensubsidie). In de praktijk leidt het systeem voor ziek- en betermeldingen tot allerlei verrekeningen tussen gemeenten en werkgevers omdat het werkproces bij de uitbetaling van de no-riskpolis en het proces met loonkostensubsidie niet synchroon lopen. Het verrekenen van deze bedragen is voor werkgevers en gemeenten bewerkelijk, kost tijd en gaat niet altijd goed.
Nieuwe situatie Het wetsvoorstel voorziet in een oplossing die oorspronkelijk was opgenomen in het wetsvoorstel Breed Offensief, maar is nu dus overgeheveld naar de verzamelwet. De wetgeving wordt zo aangepast dat tijdens ziekte van een werknemer op wie de no-riskpolis en loonkostensubsidie van toepassing is, de loonkostensubsidie van gemeenten doorloopt. De ziektewetuitkering (uitkering no-riskpolis) van het UWV aan de werkgever wordt gebaseerd op het loonwaardepercentage dat de gemeente vaststelt, registreert en beschikbaar stelt aan het UWV. Die instantie mag hierop afgaan.
De ZW-uitkering no-riskpolis biedt werkgevers daarnaast een compensatie voor de loonkosten bij ziekte voor het productieve deel van de loonkosten (loonwaarde). Het voorstel voorkomt verrekeningen tussen gemeenten en werkgevers en tussen UWV en gemeenten, dubbele ziekmeldingen en scheelt veel tijd en energie.
Een voorbeeld: als de loonwaarde wordt vastgesteld op 60%, berekent de gemeente op basis daarvan de hoogte van de loonkostensubsidie aan de werkgever. Dat is dan 40% – verhoogd met werkgeverslasten. Dit verandert niet. De loonkostensubsidie blijft in de nieuwe situatie bij ziekte doorlopen en wordt dus, anders dan nu, niet stopgezet en hervat bij herstel. De uitkering no-riskpolis die het UWV daarnaast aan de werkgever uitkeert is dan 60% van het laatste loon.
Het UWV en gemeenten zullen bij nieuwe ziektegevallen vanaf 1 januari 2022 de nieuwe werkwijze toepassen. Als de werknemer ziek is geworden voor de datum van inwerkingtreding en ook na deze datum nog ziek is, hanteren het UWV en gemeenten nog de oude werkwijze. Bij een betermelding geeft het UWV dit door aan de gemeente, stopt de ZW-betaling beëindigd en hervat de gemeente de loonkostensubsidiebetaling.
Net als in het wetsvoorstel Breed Offensief werkt de nieuwe systematiek ook door naar uitkeringen zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo).
Jan Mathies

6. Verstrekken medische gegevens
In de verzamelwet wordt uitgewerkt dat het UWV medische gegevens niet langer aan een werkgever mag verstrekken, ook niet als een werknemer daar toestemming voor geeft. De gemachtigde van de werkgever, die daarbij in de plaats treedt van die werkgever, ontvangt de medische gegevens zonder tussenkomst van de werknemer – zoals dat nu ook het geval is. Het is daarom niet meer nodig dat de werknemer eerst zelf kennisneemt van de stukken.
De voorgestelde wijziging heeft tot gevolg dat medische gegevens in het geheel niet meer met de werkgever zelf mogen worden gedeeld. Namens hem krijgt de gemachtigde de inzage in de medische gegevens. In het geval van de ZW kan dat ook de bedrijfsarts of arbodienst van een eigenrisicodrager zijn. De werknemer dient als belanghebbende uiteraard ook zelf inzage te krijgen in alle stukken. De voorgestelde wijziging heeft onmiddellijke werking. Dat betekent dat vanaf 1 januari 2022 het UWV geen medische gegevens meer aan de werkgever verstrekt, ongeacht of de werknemer daar voor die datum toestemming voor heeft gegeven. Voor die verstrekking is dan immers geen grondslag meer. De voorgestelde wijziging heeft geen gevolg voor medische gegevens die vóór 1 januari 2022 aan de werkgever zijn verstrekt.
Jan Mathies

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden