27 november 2023

Werkgeversthema’s waar het nieuwe kabinet direct mee aan de slag moet

Nu alle stemmen zijn geteld, kan het formeren van een nieuw kabinet beginnen. Een nieuwe ploeg kabinetsleden gaat aan de slag met grote maatschappelijke thema’s als wonen, migratie, klimaat en de arbeidsmarkt. Maar waar begin je, als er zoveel kwesties wachten op een oplossing?

AWVN peilde in de aanloop van de verkiezingen welke thema’s belangrijk zijn voor werkgevers. Dat zijn arbeidsmigratie, de arbeidsmarkt als geheel en financiële problemen van werknemers. Werkgevers vinden daarnaast dat er aandacht moet zijn voor gelijke beloning, er nagedacht moet worden over persoonlijke scholingsbudgetten en dat werken meer moet lonen.
Het verder verhogen van het minimumloon vinden zij geen goed idee.

Alle berichtgeving van AWVN over de Tweede Kamerverkiezingen vindt u op de gelijknamige verzamelpagina

Naar die pagina

Wat de arbeidsmarkt betreft zijn er drie vraagstukken die AWVN graag bovenaan de agenda ziet van het nieuwe kabinet:

1. kom met een duidelijke visie om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken
2. gooi niet alle soorten migratie op één hoop, we hebben arbeidsmigranten nodig
3. zorg voor een goed werkgeversklimaat.

1. Een duidelijke visie om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken 

Het nieuwe kabinet heeft ongetwijfeld grootse plannen voor bijvoorbeeld de zorg, de energietransitie en het tekort aan woningen. Deze plannen kunnen alleen uitgevoerd worden als er voldoende bekwame mensen zijn om ze uit te voeren. Op dit moment kampen alle sectoren nog steeds met personeelstekorten en die nemen de komende jaren toe vanwege de vergrijzing. De krapte op de arbeidsmarkt is niet met één druk op de knop opgelost. Het nieuwe kabinet zal daarom prioriteiten moeten stellen wat zij als eerste gaan oppakken. Volgens AWVN zou prioriteit gegeven moeten worden aan (om)scholing, meer uren werken aantrekkelijker maken, en het eenvoudiger maken om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen.

Er moet gericht beleid komen om ervoor te zorgen dat de juiste mensen op de juiste plek komen, makkelijker over de arbeidsmarkt bewegen en productiever worden. Om dit te bereiken moet de focus liggen op (om)scholing. In de verkiezingsprogramma’s zijn hier nauwelijks concrete plannen voor te zien, terwijl banen gaan verdwijnen, steeds sneller veranderen en er nieuwe banen zullen ontstaan. Dit vraagt dat mensen nieuwe vaardigheden blijven aanleren. De overheid moet zorgen voor consistent beleid op het gebied van leven lang ontwikkelen, zodat alle werkenden tijdens hun loopbaan kunnen leren en ondersteuning krijgen bij het vinden van het juiste loopbaanpad. Persoonlijke ontwikkelbudgetten, zoals een aantal partijen opperen, zijn daar een goed instrument voor. Er moet een leerrekening komen voor iedereen, waar de overheid, O&O-fondsen, werkgevers en werkenden aan bijdragen. Wanneer werkenden zich blijven ontwikkelen, kunnen zij makkelijker binnen hun werk en over de arbeidsmarkt bewegen. Opleidingsbudgetten van werkgevers worden nu niet voldoende benut. Als werknemers daar zelf over kunnen beschikken, zal dat meer succes hebben. Dat blijkt wel uit de populariteit van de STAP-regeling. Daar is bovendien een goede leercultuur voor nodig, maar helaas komt die nog steeds niet goed van de grond. AWVN wil graag samen met het nieuwe kabinet optrekken om de leercultuur te verstevigen. Het faciliteren van een leerrekening zal daarbij helpen.

Naast (om)scholing moet het kabinet (meer uren) werken aantrekkelijker maken. Een deel van de krapte kan ingevuld worden door deeltijders die meer uren gaan werken, of mensen die bijvoorbeeld vanuit een uitkeringssituatie gaan werken. Het levert werknemers nu soms weinig op of zij gaan er zelfs op achteruit als zij dat doen, bijvoorbeeld doordat het recht op toeslagen vervalt. Waarom zou je dan (meer) gaan werken? Dit is al jaren een doorn in het oog van werkgevers en in de verkiezingsprogramma’s kwam dit van links tot rechts terug. Tijd om er ook echt werk van te maken!

Het moet makkelijker zijn om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen. Vooral kleinere bedrijven schrikken nu terug voor ingewikkelde regelingen en een doolhof van loketten. Ze zijn bang voor hoge kosten of betwijfelen of zij de juiste begeleiding kunnen bieden. Het is zonde om het onbenut arbeidspotentieel links te laten liggen. In de eerste plaats voor mensen zelf die kunnen én willen werken, maar ook voor bedrijven die hen goed kunnen gebruiken. Aan het nieuwe kabinet om werkgevers te ondersteunen met duidelijke informatie, minder regels en financiële ondersteuning.

2. Gooi niet alle soorten migratie op één hoop, we hebben arbeidsmigranten nodig

De politiek moet het belang zien van arbeidsmigratie. Bij het vallen van het kabinet ging het debat vooral over asiel, maar deze campagne ging ook over arbeidsmigratie, gezinsmigratie en studiemigratie. De neiging is om alle soorten migratie op één hoop te gooien. Het is belangrijk dat de politiek hier genuanceerder naar kijkt en het onderscheid wel maakt. Het beperken van arbeidsmigratie, waar verschillende partijen voor pleiten, heeft veelal te maken met misstanden en de problemen rondom huisvesting. Dat moet dus als eerste aangepakt worden. Werkgevers hebben daar ook een verantwoordelijkheid in en werkgevers die hun zaken wel op orde hebben, lijden onder degenen die misstanden veroorzaken.
AWVN staat daarom ook achter de acties die voortvloeien uit het advies van de commissie-Roemer. We kunnen immers niet zonder arbeidskrachten uit het buitenland, want de personeelstekorten zullen de komende jaren aanhouden. Die gaan niet alleen ingevuld worden met mensen die meer uren gaan werken of nu niet werken. In 2021 kwamen er zo’n 57.000 migranten voor werk naar Nederland. Bijna de helft van de arbeidsmigranten is kennismigrant.

De 30%-regeling
De Tweede Kamer heeft eind oktober een wetsvoorstel aangenomen om de 30%-regeling wederom te versoberen. Dit komt bovenop een versobering die vorig jaar al was aangenomen om het voordeel van de 30%-regeling af te toppen op de zogenaamde Balkenende-norm (WNT-norm).
De 30%-regeling houdt in dat mensen uit het buitenland die in Nederland komen werken (onder voorwaarden) gedurende vijf jaar een belastingvoordeel krijgen van 30% van hun brutoloon. De regeling is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die kennismigranten maken vanwege hun tewerkstelling in Nederland. Bijvoorbeeld voor de hogere kosten in het  levensonderhoud, het leren van de taal, het aanvragen van een visum, kosten van dubbele huisvesting, reiskosten naar het land van herkomst voor familiebezoek of gezinshereniging, kosten van een kennismakingsreis naar Nederland voor het zoeken van een woning of het zoeken van scholen.
De politiek wil dit percentage voor nieuwe gevallen verlagen. De termijn van vijf jaar blijft, maar na 20 maanden gaat het voordeel omlaag naar 20%, en na opnieuw 20 maanden naar 10%. Ook wil de politiek de partieel buitenlandse belastingplicht afschaffen. Dat is een aan de 30%-regeling gekoppelde faciliteit waarbij de werknemer kan kiezen om te worden behandeld als partieel buitenlands belastingplichtige, waardoor het buitenlandse inkomen en vermogen in box 2 (aanmerkelijk belang) en box 3 (sparen en beleggen) niet in Nederland is belast.
De Eerste Kamer stemt hier medio december over.

Er zijn arbeidsmigranten nodig voor werk waar geen Nederlandse werknemers voor te vinden zijn. Dit speelt in sectoren zoals de land- en tuinbouw, voedingsindustrie, logistiek en distributiesector en de bouw. Er wordt makkelijk gezegd door sommige partijen dat dit werk dan maar uit Nederland moet verdwijnen, maar deze sectoren zijn belangrijk voor de Nederlandse economie. Het beperken van arbeidsmigratie zou daarom onverstandig zijn.
Daarnaast hebben we buitenlandse werknemers nodig, die vanwege hun specialistische kennis in Nederland komen werken. Zij worden vooral ingezet in de IT-sector, zakelijke dienstverlening, handel, zorg en farmaceutische industrie, door universiteiten, engineering en hightechbedrijven. In Nederland zijn er onvoldoende mensen die de kennis hebben om dit werk uit te voeren en er komen te weinig studenten van technische opleidingen (HBO/WO). Daarbij komt dat sommige partijen tevens het aantal internationale studenten willen beperken. Zeker voor beroepen waar al tekorten voor zijn is dat geen verstandige keuze. Internationale studenten blijven na hun studie namelijk vaker in Nederland. Van de afgestudeerden aan een technische opleiding is meer dan 60% na een jaar aan het werk in Nederland.

Het is belangrijk dat Nederland aantrekkelijk blijft voor talent uit het buitenland dat in ons land onvoldoende te vinden is. In een al krappe arbeidsmarkt moet voorkomen worden dat ook bedrijven zich niet langer in Nederland willen vestigen of uit Nederland vertrekken. Het Nederlands vestigingsklimaat staat onder druk. Hierbij past het niet om de 30%-regeling af te schaffen zoals enkele partijen bepleiten. De 30%-regeling geeft mensen uit het buitenland die in Nederland komen werken een belastingvoordeel. De regeling is de afgelopen jaren al vaker versoberd en recent heeft de Tweede Kamer ingestemd met verdere versobering. Dit is kwalijk, omdat bedrijven zo in korte tijd opnieuw geconfronteerd worden met een wijziging in regelgeving en omdat het hierdoor moeilijker wordt om gekwalificeerd personeel naar Nederland te krijgen. Andere landen hebben vergelijkbare regelingen en worden aantrekkelijker als wij de 30%-regeling verder versoberen of afschaffen.
Behalve dat we de arbeidskrachten uit het buitenland nodig hebben, is het ook niet toegestaan om arbeidsmigratie te beperken vanwege het vrije verkeer van personen. De meeste arbeidsmigranten komen immers uit de EU.

3. Zorg voor een goed werkgeversklimaat

Werkgevers hebben te maken met een aantal kwesties die het werkgeversklimaat minder aantrekkelijk maken. Dat komt door het ingewikkelde systeem in Nederland van belastingen en toeslagen, de verhogingen van het minimumloon en de toename van regelingen die het werkgeverschap complexer maken.

Het nieuwe kabinet zou een eerste stap moeten zetten om het Nederlandse systeem van toeslagen en belastingen te herzien. Dat is een grote wens van werkgevers én van veel politieke partijen, want het huidige systeem werkt belemmerend. Het is voor werknemers niet aantrekkelijk om (meer uren) te gaan werken, omdat zij hier weinig extra’s aan overhouden of zelfs op achteruitgaan. Zorgelijk is ook dat veel burgers geen toeslagen meer durven aan te vragen door met name de kinderopvangtoeslagenaffaire. Er is daarnaast een disbalans tussen de belasting op arbeid en andere belastingen, zoals de belasting op inkomsten uit vermogen. Werken is daardoor relatief weinig lonend. Dat is gek, want juist werk is in vele opzichten van waarde voor mensen en de maatschappij. Het zal geen eenvoudige klus worden om het belastingstelsel aan te pakken, maar het is wel belangrijk dat het nieuwe kabinet hier een begin mee maakt en er prioriteit aan geeft.

De belangrijkste knop waar nu steeds opnieuw aan gedraaid wordt is het minimumloon, met enorme impact voor een aantal sectoren. Voor een aantal sectoren is het steeds opnieuw verhogen van het minimumloon moeilijk op te brengen, zeker als dit niet stapsgewijs maar in één keer gebeurt. Loongebouwen komen ‘onder water’ te staan, doordat de laagste salarisschalen onder het minimumloon zitten. Door dit te verhogen komt ook de rest van het loongebouw in de verdrukking en zijn er nauwelijks nog loonverschillen in de lagere functies. Natuurlijk is het logisch dat je moet kunnen rondkomen van een voltijdsbaan op minimumloonniveau en dat erop ingezet wordt dat mensen niet onder het bestaansminimum komen. Het verhogen van het minimumloon kan daar echter niet de enige oplossing voor zijn, te meer omdat werkende armoede vooral voorkomt onder zzp’ers en mensen met een kleine baan of een baan met een flexibele urenomvang. Bovendien speelt het armoedevraagstuk met name bij mensen zonder werk. De beste route naar bestaanszekerheid, het centrale thema in deze verkiezingscampagne, is een goede baan.

Er komen steeds meer regels op werkgevers af die te maken hebben met een goede werk-privébalans en thema’s als diversiteit en inclusie. Er ligt bijvoorbeeld een wetsvoorstel voor gelijke kansen bij werving en selectie, er komt wetgeving voor de gelijke beloning van mannen en vrouwen en er wordt gesproken over uitbreiding van verlof zoals mantelzorgverlof en rouwverlof.
Werkgevers zien ook het belang van deze thema’s en maken daar beleid op met werknemers, de OR en de vakbond. Het is logisch dat de overheid een rol neemt in maatschappelijke vraagstukken, maar het is wel belangrijk om daar samen met sociale partners in op te trekken. Want hoe je met elkaar omgaat, daar verschillen de samenleving en werkvloer niet zoveel in. Het is begrijpelijk dat de overheid bepaald gedrag wil stimuleren, maar de weg van extra wet- en regelgeving is niet altijd de meest effectieve. Het kan soms meer impact hebben als je dit aan de werkvloer over laat, omdat er dan ook per bedrijf of per sector gekeken kan worden welke maatoplossing het beste werkt. Het is dus belangrijk om met sociale partners te bekijken of (meer) regelgeving helpt, of dat het een papieren tijger wordt.

Aan de slag voor een goed lopende arbeidsmarkt

Het nieuwe kabinet krijgt vast nog meer wensenlijstjes naast die van AWVN. Toch is het van groot belang dat het nieuwe kabinet aan de slag gaat met deze vraagstukken. Een goed lopende arbeidsmarkt is immers een voorwaarde om de grote opgaven waar Nederland voor staat aan te kunnen pakken. De ingezette hervormingen, zoals voor het pensioenstelsel en de arbeidsmarkt (verhouding van vast, flex en zzp), moeten vastgehouden worden. De wereld van werk heeft behoefte aan stabiliteit en voorspelbaarheid. Daarvoor is het belangrijk dat het nieuwe kabinet de ingezette richting naar een stelsel van werkenden blijft volgen. AWVN zet zich daar graag samen met de nieuwe minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor in.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden