03 september 2019

De nacht on/off

Toen ik onlangs op vakantie aan het Comomeer was, werd ik geconfronteerd met een supermarkt die 24/7 open was. Het betrof geen nachtwinkel zoals we die in de Nederlandse binnensteden ook kennen, maar een groot filiaal van een internationaal gerenommeerde keten. Navraag van mijn echtgenote, die in tegenstelling tot mijzelf het Italiaans wél machtig is, leerde dat alleen de versafdelingen in de nacht gesloten waren. Het deed mij denken aan de discussie die ik regelmatig met mijn kinderen voer om hen erop te wijzen dat ook winkels sluitingstijden hebben. 

En ook al zijn er dan in Nederland (nog) geen grote supermarkten open, het aantal werkenden in de nacht is ondertussen de laatste jaren wel gestegen. Onder andere doordat wij als consumenten meer online onze inkopen in de avond zijn gaan doen. Er werken zo’n 1,3 miljoen mensen, regelmatig of incidenteel, in de nacht. Omgerekend naar de werkzame beroepsbevolking gaat het om 1 op de 7 werkenden. Daarbij zijn de verschillen tussen generaties niet groot: onder de jongeren gaat het om een aandeel van 1 op de 6 en onder de 55+’ers is 1 op de 8 in de nacht werkzaam.

Nachtarbeid gaat samen met grotere gezondheidsrisico’s. Die boodschap is bij veel mensen inmiddels bekend. Dat de Gezondheidsraad enkele jaren geleden adviseerde om ‘de duur van nachtwerk’ wettelijk te begrenzen, wellicht veel minder.* Een advies dat overigens niet zomaar uit de lucht kwam vallen. Al jaren geleden werd door onderzoek vastgesteld dat mensen die dertig jaar in de nacht hadden gewerkt een grotere kans liepen om te overlijden aan hart- en vaatziekten of diabetes.** De slechtere kwaliteit van slaap ten opzichte van mensen in de dag wordt als één van de belangrijkste oorzaken gezien. Problemen rondom slapen verergeren zich gemiddeld genomen bij groepen die in ploegendienst blijven werken. Overstappen naar de dagdienst is een bewezen probaat middel om dit proces af te stoppen.***

Tegelijkertijd weten we dat jongeren statistisch gezien beter met de nacht om kunnen gaan dan ouderen. De kans dat een jongere namelijk over een laat chronotype beschikt (populair gezegd: een avondmens), is veel groter dan bij een oudere.**** En het is bewezen dat late chronotypes beter met het werken in de nacht om kunnen gaan dan vroege chronotypes.***** Bewijs dat jongeren goed in staat zijn om in de nachtelijke uren actief te zijn, zien we ook op een heel ander terrein terug: 70 procent van de jongeren verlaat op een uitgaansavond pas na 22:00 uur het huis en is na 4:30 uur weer thuis. En de helft van hen komt aansluitend zelfs nog aan een normale slaaplengte toe om zich (in theorie althans) volledig hersteld te voelen.******

Terug naar het advies van de Gezondheidsraad. Een eenvoudige en heldere maatregel lijkt dan om aan nachtarbeid een maximum leeftijd te verbinden. Omdat met name veertigers met een toename van slaapproblemen te maken krijgen, lijkt 45 jaar een passende grens te zijn. Bij het huidige aanbod aan werk in de nacht betekent dit voor de groep onder 45 jaar een kans van 25% dat men hiermee in aanraking komt. Wordt de huidige groep nachtwerkers niet uitgebreid, dan zal deze 33% meer nachtdiensten krijgen toebedeeld. De leeftijdssamenstelling zal als gevolg hiervan in veel organisaties ingrijpend veranderen. Om een voorbeeld te geven: in een rooster met een gelijke bezetting over 24 uur zijn er drie maal zoveel ‘jongeren’ dan ‘ouderen’ nodig.

Een alternatief voor de maximum leeftijd ligt in het stellen van een grens aan het aantal jaren dat men in nachtdienst mag werken. Gelet op de uitkomsten van de onderzoeken zou deze grens bijvoorbeeld op 25 jaar kunnen worden getrokken. Werkenden kunnen in principe op elke leeftijd in de nachtdienst worden ingezet. Hierdoor wordt de last niet eenzijdig bij de jongeren gelegd. Het werken in de nacht kan op die manier eventueel zelfs evenrediger over het werkende leven worden verspreid. Bij korte perioden is de kans zeer groot dat negatieve effecten van het werken in de nacht uit het lichaam verdwijnen.

Beide voorstellen hebben als belangrijke kanttekening dat zij op gemiddelden zijn gebaseerd. Zij gaan voorbij aan de individuele verschillen tussen mensen. Maar om die beter te benutten zal op een fundamenteel andere manier naar inroostering moeten worden gekeken. Meer dan leeftijd of het aantal jaren in ploegendienst bepaalt het chronotype hoe mensen het werken op bepaalde tijden verteren. Zo zijn er ook onder ouderen late chronotypes te vinden, zoals er ook onder jongeren vroege vogels zijn. Door bij inroostering meer op de natuurlijke aanleg van mensen in te spelen, wordt de vitaliteit beter in stand gehouden. Zo kan voor de één het rooster iets meer ochtenddiensten en voor de ander iets meer nachtdiensten bevatten zonder dat de ‘leeftijdskaart’ onmiddellijk behoeft te worden getrokken.

* Gezondheidsraad, Gezondheidsrisico’s door nachtwerk, 2017
** B. Karlsson e.a., Total mortality and cause-specific mortality of Swedish shift- and dayworkers
*** Philip Tucker e.a., The effects of age and shiftwork on perceived sleep problems, 2011
**** Dorothee Fischer e.a., Chronotypes in the US – influence of age and sex, 2017
***** Myriam Juda e.a., Chronotype modulates sleep duration, sleep quality and social jet lag in shift-workers, 2013
****** F.X. Goossens e.a., Trimbos Instituut, Het grote uitgaansonderzoek 2013

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden