20 april 2020

Geen boete voor scheepsreparatie in Nederland

De rechtbank in Den Haag heeft uitspraak gedaan in een zaak tussen de Inspectie SZW en een Amerikaanse cruisevaartmaatschappij die in Rotterdam een van haar schepen liet repareren. De Inspectie SZW was van mening dat het reparatiewerk dat werd uitgevoerd door niet-EU-onderdanen illegale arbeid betrof. De Haagse rechtbank heeft echter geoordeeld dat helemaal geen sprake is van illegale arbeid, maar dat conform de wet- en regelgeving is gewerkt.

Riding teams
Een Amerikaanse cruisevaartmaatschappij laat het schip Oceans of the Sea, dat vaart onder de vlag van de Bahama’s, repareren in een droogdok in Rotterdam. Dit gebeurt van 1 oktober 2014 tot en met 13 oktober 2014, een periode van twee weken dus. In deze periode worden ook werkzaamheden verricht binnen het passagiersgedeelte van het cruiseschip. Dit werk wordt uitgevoerd door zogenoemde ‘riding teams’. Dat zijn onderhoudsploegen die zich over de hele wereld bezighouden met het herstellen en/of onderhouden van schepen.

Werknemers van de riding teams zijn in loondienst van de cruisevaartmaatschappij en zijn in het bezit van de benodigde documenten om als zeeman werkzaamheden uit te voeren aan boord van schepen. Voor deze werkzaamheden worden zij op het betreffende schip als zeeman aangemonsterd. Deze teams zijn ingevlogen via Amsterdam en verzorgen het vervangen van tapijt en het opknappen dan wel moderniseren van hutten, horecagelegenheden en zwembaden. De werknemers hebben de Filipijnse, Oekraïense of Kroatische nationaliteit. Voor de werkzaamheden zijn geen tewerkstellingsvergunningen afgegeven.

Wet Arbeid Vreemdelingen
De regelgeving is in principe eenvoudig. Op basis van de Wet Arbeid Vreemdelingen moet een werkgever beschikken over een tewerkstellingsvergunning voor het laten werken van vreemdelingen/niet-EU-onderdanen. Hierop gelden slechts beperkte uitzonderingen. Voor zeevarenden zijn dit de volgende twee:

  1. Geen vergunningsplicht voor degene die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en geen arbeidsovereenkomst heeft met een in Nederland gevestigde werkgever en uitsluitend arbeid verricht op buiten Nederland geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer;
  2. Geen vergunningsplicht voor degene die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en als lid van de bemanning schepelingendienst verricht aan boord van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet, voor zover het zeeschip niet uitsluitend als binnenschip wordt geëxploiteerd op de Nederlandse binnenwateren, dan wel als werktuig voor weg- en waterbouw binnen Nederland.

Wat zegt de Inspectie SZW?
De Inspectie SZW is van mening dat ondanks de duidelijke tekst van de wet en de uitzonderingen wél een tewerkstellingsvergunning nodig is. Volgens de Inspectie is deze regeling namelijk niet bedoeld voor zeeschepen, maar enkel voor de luchtvaart, de binnenscheepvaart en het wegtransport

Oordeel rechtbank Den Haag
De rechtbank overweegt het volgende:

  • Het lex-certa beginsel vereist dat de wetgever met het oog op de rechtszekerheid op een zo duidelijk mogelijke wijze de verboden gedragingen, en de eventuele uitzonderingen daarop, beschrijft;
  • De vraag is of een cruiseschip, als zeeschip, kan worden aangemerkt als ‘vervoermiddel in het internationale verkeer’. De rechtbank stelt vast dat de vreemdelingen die deel uitmaken van de riding teams voldoen aan de letterlijke tekst van uitzondering 1. Zij hebben allen hun hoofdverblijf buiten Nederland. Zij hebben geen arbeidsovereenkomst met een in Nederland gevestigde werkgever, maar met een in het buitenland gevestigde werkgever. En zij hebben allen uitsluitend arbeid verricht op een buiten Nederland geregistreerd vervoermiddel in het internationale verkeer, namelijk het cruiseschip. Nergens blijkt uit dat het begrip ‘vervoermiddel in het internationale verkeer’ niet ziet op zeeschepen;
  • Tussen partijen is ook in geschil of het cruiseschip kan worden aangemerkt als een ‘vervoermiddel in het internationale verkeer’, omdat het cruiseschip in een droogdok lag. In de periode van 1 tot en met 13 oktober 2014 en dus ook ten tijde van de controles, bevond het cruiseschip zich in een droogdok voor groot onderhoud. De rechtbank is van oordeel dat door de ligging in het droogdok het cruiseschip nog steeds een vervoermiddel in het internationale verkeer is.

De rechtbank oordeelt dat het cruiseschip, terwijl het voor reparatie in het droogdok lag, een ‘vervoermiddel in het internationale verkeer’ is. Daaruit volgt dat voor de tewerkstelling van de leden van de riding teams geen tewerkstellingsvergunning nodig is. Daarmee is de boeteoplegging in strijd met de wet.

Commentaar AWVN
De rechtbank geeft de Inspectie SZW ongelijk. Dit is overigens in meer recente, vergelijkbare voorbeelden gebeurd, zoals in procedures over het werk aan boord van zeeschepen door Filipijnse werknemers bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte, over het betalen van het Nederlands minimumloon bij het werken aan boord van zeeschepen en over het toepassen van het vrij verrichten van diensten als niet-EU-werknemers al over een tewerkstellingsvergunning in een andere EU-lidstaat beschikken. Ook in die situaties blijkt veelal dat de beleidsafdelingen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, anders dan de Inspectie SZW, eveneens van oordeel zijn dat conform wet- en regelgeving wordt gewerkt.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden