11 juli 2023

Twee internetconsultaties, van belang voor hervorming arbeidsmarkt, van start

Er zijn twee internetconsultaties van start gegaan voor wetsvoorstellen die voortvloeien uit het pakket aan maatregelen dat minister Van Gennip in de voortgangsbrief van 3 april 2023 over hervorming van de arbeidsmarkt heeft opgenomen. Het pakket moet leiden tot meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers.

 

Het gaat om:
• ′houdende wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Waadi en de Wfsv teneinde aan flexibele arbeidskrachten meer zekerheden te verschaffen over werk en inkomen′
• ′ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv teneinde de uitzondering op de herzieningssituatie voor de lage premie ten gunste van het Algemeen Werkloosheidsfonds te verbreden′.

Hieronder een nadere toelichting.

Internetconsultatie wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers

Iedereen kan op de internetconsultatie reageren tot 4 september 2023. Nog niet duidelijk is wat de gevolgen van de val van het kabinet zijn voor het wetsvoorstel.

In het wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers worden onder andere wijzigingen ten aanzien van de ketenregeling, oproepcontracten en uitzendkrachten voorgesteld.

Ketenregeling
Het doel van de wet is om ‘draaideurconstructies’ te voorkomen. Na drie jaar of na drie tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever, heeft de werknemer op basis van de ketenregeling in beginsel recht op een vast contract. Nu mag er een tussenpoos van zes maanden worden aangehouden, waarna de keten opnieuw begint te lopen. Het wetsvoorstel wijzigt deze tussenpoos in een termijn van vijf jaar. De termijn van vijf jaar geldt straks ook bij fase A en B bij uitzenden.

Oproepcontracten
In het wetsvoorstel worden nulurencontracten afgeschaft. Er komen (vaste en tijdelijke) basiscontracten met een minimumaantal uur waarvoor werkenden worden ingeroosterd en betaald krijgen. Ook wordt er een norm gesteld aan de extra beschikbaarheid. Buiten afgesproken werktijden is er geen verplichting om te komen werken. Om werkgevers te stimuleren mensen op een basiscontract te laten doorstromen naar een vast contract, is het voornemen om het basiscontract voor onbepaalde tijd onder de lage WW-premie te brengen.

Uitzendkrachten
Er blijft ruimte voor uitzendwerk, maar uitzendkrachten en werknemers bij hetzelfde bedrijf moeten ten minste hetzelfde verdienen voor hetzelfde werk en gelijkwaardig worden behandeld. Daarnaast worden de meest onzekere uitzendfasen verkort: fase A gaat van 78 weken naar 52 weken en fase B van 6 contracten in 4 jaar naar 6 contracten in 2 jaar.

Uitzonderingen
Er gelden diverse uitzonderingen voor onder andere scholieren en studenten. Zij mogen onder voorwaarden wel op een oproepcontract blijven werken en een tussenpoos van zes maanden aanhouden. Ook als in Fase A of B wordt gewerkt. Ook voor seizoenswerk blijft een uitzondering op de ketenregeling mogelijk.

Internetconsultatie conceptbesluit meer wendbaarheid binnen het vaste contract

Het concept voor de Algemene Maatregel van Bestuur waarin de wijziging wordt geregeld is voor internetconsultatie aangeboden. Belanghebbenden kunnen reageren tot 7 augustus 2023. Nog niet duidelijk is wat de gevolgen van de val van het kabinet zijn voor de beoogde wijziging.

Sinds 1 januari 2020 is de WW-premie gedifferentieerd naar vaste en flexibele contracten. Doordat werkgevers een lagere WW-premie verschuldigd zijn voor vaste contracten (hierna ook aangeduid als arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) dan voor flexibele contracten (waarmee bedoeld wordt arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en oproepovereenkomsten), zijn vaste contracten aantrekkelijker –  met als effect meer zekerheid voor werknemers.

Binnen de premiedifferentiatie voor de WW geldt dat het onder de lage premie mogelijk is om maximaal 30% meer uren te verlonen dan de overeengekomen vaste arbeidsomvang. Dit betekent in de praktijk dat voor de toepassing van de lage WW-premie, overwerk en geconsigneerde/beschikbare (en eventueel opgeroepen) uren gezamenlijk maximaal 30% van de overeengekomen vaste arbeidsomvang mogen vormen.
Indien er gemiddeld over het kalenderjaar meer dan 30% extra uren worden verloond is een herzieningssituatie van toepassing en is de werkgever met terugwerkende kracht over het hele kalenderjaar en over alle arbeidsuren de hoge WW-premie verschuldigd (hierna: 30% herzieningssituatie). Het gaat daarbij om meer dan 30% verloonde uren ten opzichte van de contractuele uren. Op deze hoofdregel is een uitzondering opgenomen voor voltijdscontracten. Voor arbeidsovereenkomsten met een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week geldt deze herzieningssituatie niet.

In het kader van de kabinetsplannen om de arbeidsmarkt te hervormen wil het kabinet deze uitzondering verruimen door ook contracten met een bijna voltijds arbeidsomvang uit te zonderen van de 30% herzieningssituatie. De grens van een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week  wordt daarom aangepast naar een gemiddelde arbeidsomvang van meer dan 30 uur per week. Op deze manier wil het kabinet de wendbaarheid binnen vaste contracten vergroten.
Hieronder valt dus bijvoorbeeld ook een gemiddelde arbeidsomvang van 30,1 uur. Het gevolg daarvan is dat de 30% herzieningssituatie vaker is uitgezonderd en dat voor een grotere groep werknemers de mogelijkheid ontstaat dat via overwerk meer wendbaarheid binnen het vaste contract wordt gerealiseerd onder de lage WW-premie.

Meer informatie over de hervorming van de arbeidsmarkt vindt op deze site op de gelijknamige verzamelpagina

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden