AWVN 100 jaar

Eerste landelijke cao: 1914

eerste landelijke cao
Artikel t.g.v. het 100-jarig bestaan van AWVN in 2019

De eerste landelijke cao kwam in 1914 tot stand. Afgesloten in de grafische industrie, tussen de Nederlandse Bond van Boekdrukkerijen en de Werkliedenorganisatie in de Typografie.

 

Het is overigens direct een behoorlijk dichtgetimmerde cao. De cao regelt de duur van een reguliere werkweek (57 uur; bedrijven die minder werken moeten toch 57 werkuren betalen). Op het gebied van de lonen wordt onderscheid gemaakt tussen drie ‘klassen arbeiders’, en daarnaast van negen ‘gemeenteklassen’ – gebaseerd op het inwoneraantal: hoe groter de gemeente waarin iemand werkt, hoe hoger het loon. Loonsverhogingen zijn gebaseerd op een systeem waarbij het soort machine waarmee iemand werkt en diens grafische specialisatie een rol spelen, en ook de beloning voor overwerk is in de cao geregeld (25 procent extra; nachtwerk 50 procent, zondagen 100 procent, feestdagen 125 procent).
De cao regelt voorts de getalsmatige verhouding in bedrijven tussen meesters, gezellen en leerlingen, en schrijft verplichte opleidingen voor elk grafische specialisatie voor.

Eerste (lokale) cao

In 1894 dwongen Amsterdamse diamantbewerkers (verenigd in de Algemeene Nederlandse Diamantbewerkers Bond, opgericht door de Amsterdamse vakbondsleider Henri Polak) hun werkgevers tot ‘tariefafspraken’ en ‘arbeidsregelingen’. Daaraan gingen langdurige en massale stakingen vooraf. De regeling wordt wel beschouwd als de eerste collectieve arbeidsovereenkomst. De werkingssfeer van deze cao beperkte zich evenwel tot Amsterdamse werkgevers en de beroepsgroep.

Toen in 1914 de eerste landelijke cao tot stand kwam, waren er al zo’n 250 cao’s van kracht – voornamelijk lokale contracten, meestal van kracht in de bouw en de metaal.

De Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst werd pas in 1927 van kracht, maar in 1907 had de cao reeds z’n eerste wettelijke fundament gekregen: een afspraak tussen werkgever en werknemer die strijdig is met een cao waaraan beiden gebonden zijn, kon nietig worden verklaard.

Closed-shopsysteem
Volgens de cao mogen ‘patroons’ alleen georganiseerde arbeiders aannemen, die op hun beurt alleen mogen werken bij patroons die lid zijn van een werkgeversvereniging – het zogeheten closed-shopsysteem. In de slotbepalingen van de cao staat vermeld dat als de organisatiegraad in de sector binnen een jaar onder de 96 procent zakt, de overeenkomst vervalt. In de grafische sector blijft het closed-shopsysteem tot diep in de twintigste eeuw voortbestaan; het verklaart ook de sterke organisatiegraad die decennialang zo typerend was voor deze bedrijfstak.

Initiatief voor eerste landelijke cao

Twee belangrijke namen zijn verbonden aan de totstandkoming van de eerste landelijke cao: namens de werknemers Feike Obbes van der Wal (bestuurder van de Algemeene Nederlandsche Typografenbond), en namens de werkgevers Joannes Antonius Veraart (in 1914 benoemd tot privaatdocent aan de TH Delft, vanaf 1918 hoogleraar in de staathuishoudkunde, de arbeidswetgeving, het mijn- en handelsrecht). Hij gold destijds in de grafische sector als vertrouwenspersoon en ‘adviseur van de patroons’. Het initiatief voor deze eerste cao, zou vooral van Veraart zijn gekomen – in de grafische sector heerste destijds grote onderlinge concurrentie en de meeste bedrijven hadden in organisatorisch opzicht hun zaken slecht geregeld.

Veraart
Veraart was van 1924-1928 Tweede-Kamerlid namens de RKSP (Rooms-katholieke Staatspartij). Op parlement.com wordt hij omschreven als (…) ‘Groot voorstander van bedrijfsorganisatie waarbij werkgevers en werknemers samenwerken. Verliet de RKSP in 1932 en leidde de Katholieke Democratische Partij, die echter geen succes werd. Keerde daarna terug in de RKSP. Was tamelijk overtuigd van zijn eigen gelijk en daarbij zeer strijdbaar. Begiftigd met een scherpe pen.’
Veraart, geboren in 1886, werd in 1950 benoemd tot kroonlid van de Sociaal-Economische Raad, en bleef dat tot z’n overlijden in 1955.

Eerste landelijke cao in de pers

eerste landelijke cao
In het tijdschrift De Katholiek beweert Z. E. Pater D. de Kok „omtrent het drukkersbedrijf, dat daarin de werkliedenvakorganisatie geen medezeggenschap hééft bij, de regeling der arbeidsvoorwaarden”. Dat leidt tot een verontwaardigde ingezonden brief in – toen nog: – dagblad De Tijd van 7 juli 1917 van de voorzitter der „R. K. Ver. v. Ned. Drukkerspatroons” over zijn vakgebied „waarvan beoefenaren, de sociaal goedgezinde werkgevers en dé werklieden, met recht trotsch zijn op de buitengewoon goede verhouding tusschen beide partijen, juist tengevolge van de zoo krachtige medezeggenschap der werklieden-organisatie bij de regelingen van den arbeid”. Lees dit krantenknipsel

Bronnen
Het standaardwerk over de arbeidsverhoudingen in de grafische sector is ‘Schild der solidariteit’ uit 1994 van Peter en Herman Leisink. Beknopte informatie over de eerste landelijke cao op o.a. www.vakbondshistorie.nl, www.fnv.nl en www.rijksvakbonden.nl. Oude jaargangen van kranten zijn ontsloten op Delpher.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden