Over het wetsvoorstel ′Wijziging re-integratieverplichtingen kleine en middelgrote werkgevers in het tweede ziektejaar′
Het wetsvoorstel, een uitwerking van de afspraken die zijn gemaakt in het MLT-advies van de SER van 2021, regelt dat kleine en middelgrote werkgevers de mogelijkheid krijgen vanaf de start van het tweede ziektejaar zich alleen te richten op re-integratie in het tweede spoor. Daarbij moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Met de voorgestelde maatregel krijgen werkgevers en werknemers duidelijkheid over het te volgen spoor bij re-integratie en de mogelijkheid tot vervanging van de werknemer in het tweede ziektejaar.
Na één jaar weet de werkgever hierdoor ook of de plek van de zieke werknemer nog voor hem beschikbaar gehouden moet worden. De werkgever hoeft namelijk straks na afsluiting van het eerste spoor de (eigen) functie van de werknemer niet meer beschikbaar te houden (ook niet na volledig herstel) en de werknemer niet meer te laten re-integreren in een functie in zijn organisatie. In het tweede ziektejaar is dan de re-integratie van de zieke werknemer volledig gericht op het tweede spoor. De werkgever blijft wel verantwoordelijk voor 104 weken loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces.
Het wetsvoorstel introduceert ook een nieuw opzegverbod voor de situatie waarin de re-integratie in het eerste spoor is afgesloten en de zieke werknemer in het tweede jaar volledig herstelt. In dat geval mag de werknemer, ondanks zijn herstel, gedurende het tweede jaar niet worden ontslagen. De werkgever is vanaf het moment van herstel verplicht om het volledige loon door te betalen. Een nieuwe ontslaggrond, waarop kleine en middelgrote werkgevers een beroep kunnen doen als de re-integratie in het eerste spoor is afgesloten, voorziet erin dat ook de inmiddels herstelde werknemer na twee jaar kan worden ontslagen.
De Raad van State vindt dat het voorstel slechts voorziet in een beperkte verlichting van het werkgeverschap voor kleinere werkgevers. Aan de (financiële) verplichtingen en verantwoordelijkheden van de werkgever rondom ziekte en re-integratie die verbonden zijn aan vooral het vaste contract, verandert weinig. De Raad vraagt zich af in hoeverre het wetsvoorstel de knelpunten in de praktijk daadwerkelijk aanpakt. Zo kan bij herstel in het tweede ziektejaar de loondoorbetaling juist duurder uitpakken voor de werkgever. Bovendien houdt het wetsvoorstel geen rekening met een wetsvoorstel dat er toe leidt dat de transitievergoeding bij ontslag na twee jaar ziekte alleen voor kleine werkgevers vergoed wordt. De Raad van State adviseert in de toelichting op het wetsvoorstel in te gaan op de gevolgen die het wetsvoorstel om de compensatie van de transitievergoeding te beperken tot kleine werkgevers heeft voor dit voorstel, mede gelet op het verschil dat hierdoor zal ontstaan tussen middelgrote en kleine werkgevers.
Volgens de Raad van State komt door het wetsvoorstel het re-integratietraject van de zieke werknemer onder druk te staan. Veel werknemers re-integreren in het eerste spoor. Mede daarom zullen naar verwachting veel werknemers niet met de afsluiting van het eerste spoor instemmen. Dat betekent dat de werkgever het UWV om toestemming moet vragen. Omdat deze aanvraag uiterlijk in week 42 (zie checklist ziekte/arbeidsongeschikheid op deze site) van het eerste ziektejaar moet worden gedaan, wordt de periode van re-integratie in het eerste spoor wel erg kort. Dit beperkt de re-integratiemogelijkheden van de werknemers.
Ook heeft het wetsvoorstel aanzienlijke uitvoeringsgevolgen voor het UWV dat extra beoordelingen moet gaan verrichten. En dat terwijl het UWV al grote achterstanden heeft die in de toekomst waarschijnlijk alleen maar verder zullen oplopen. Uit de toelichting op het wetsvoorstel blijkt niet of hiermee al rekening is gehouden en wat dit zou betekenen voor de (beoogde) invoeringstermijn dan wel voor het door partijen daadwerkelijk tijdig kunnen afsluiten van het eerste spoor.
Verder wordt in het wetsvoorstel geregeld dat, als het eerste spoor is afgesloten, de toetsing van het re-integratieverslag door het UWV bij een WIA-aanvraag beperkt zal worden tot de re-integratie-inspanningen tijdens het tweede ziektejaar. De inspanningen tijdens het eerste ziektejaar blijven buiten beschouwing. De Raad van State merkt op dat het wetsvoorstel op dit punt op gespannen voet staat met de uitgangspunten van de Wet verbetering poortwachter. Partijen krijgen namelijk de mogelijkheid af te spreken om zonder tussenkomst van het UWV de re-integratie in het eerste spoor af te sluiten. Hierdoor kunnen werkgever en werknemer hun re-integratieverplichtingen, met name die in het eerste spoor, mogelijk ontlopen. Dit kan leiden tot een hogere instroom in de WIA.
Het voorstel regelt verder dat tegen de beslissing van het UWV op de aanvraag van de werkgever over het afsluiten van de re-integratie in het eerste spoor geen bestuursrechtelijk bezwaar en beroep openstaat. Wel kan de werknemer of werkgever zich wenden tot de kantonrechter. Tegen de uitspraak van de kantonrechter staat hoger beroep en cassatie open. Vaak zal het tweede en laatste ziektejaar al zijn verstreken voordat duidelijk is wat de uitkomst van deze gerechtelijke procedure is. De toelichting gaat niet in op de consequenties hiervan. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of de werknemer recht heeft op schadevergoeding vanwege onrechtmatig handelen van de werkgever als de rechter vindt dat de re-integratie in het eerste spoor onterecht is afgesloten.
Bewaartermijnen
Door het wetsvoorstel moet het UWV twee nieuwe toetsen gaan verrichten: bij een aanvraag van de werkgever voor toestemming om de re-integratie in het eerste spoor te beëindigen en bij een beroep van de werkgever op de nieuwe ontslaggrond. Voor de uitvoering van deze twee nieuwe taken heeft het UWV onder meer (bijzondere) persoonsgegevens nodig. Deze gegevensverwerkingen worden in de toelichting gemotiveerd. Maar in het voorstel is geen bewaartermijn opgenomen voor de (bijzondere) persoonsgegevens die het UWV in het kader van deze beide nieuwe taken zal verwerken. Ook uit de toelichting blijkt niet hoe lang deze gegevens worden bewaard. De Raad van State adviseert om in de toelichting gemotiveerd in te gaan op de bewaartermijn van de gegevens die door het UWV worden verwerkt en deze bewaartermijn bij voorkeur in het wetsvoorstel op te nemen.
Log in met de gebruikersnaam die je altijd gebruikt en die bij ons bekend is, maar met het wachtwoord van je bijbehorende werk- school- of privéaccount van Microsoft of Gmail