
Op Prinsjesdag heeft de regering de Rijksbegroting voor 2026 bekendgemaakt. AWVN zet op deze pagina de belangrijkste kabinetsvoorstellen voor komend jaar op een rij. Ook brengen we de gevolgen voor werkgevend Nederland in kaart.
Deze pagina is op vrijdag 19 september voor het laatst aangevuld.
AWVN praat je bij over de belangrijkste thema’s voor werkgevers. Op deze pagina plaatsen we een overzicht van de belangrijkste plannen en overzichten. Zo hoef je als werkgever niet de hele begroting door te spitten en weet je meteen waar je aan toe bent.
Van Rijksbegroting tot miljoenennota: wat kun je op deze pagina vinden?
- Een eerste reactie op de kabinetsplannen
- Een samenvatting van de belangrijkste plannen voor werkgevers
- Wat werkgevers moeten weten over de nieuwste CPB-raming
- Een overzicht van relevante (netwerk)bijeenkomsten
- Lees hier alles over de veranderingen op het gebied van van sociale premies en sociale zekerheid
Op Prinsjesdag heeft het Centraal Planbureau (CPB) de Macro-Economische Verkenning (MEV) 2026 gepubliceerd. Deze raming betreft de jaren 2025 en 2026 en een verkenning naar de periode tot 2030. Hieronder presenteren we de kerngegevens die voor jou als werkgever van pas kunnen komen bij de voorbereiding op arbeidsvoorwaardenonderhandelingen.
De Nederlandse economie groeit gematigd, ondanks geopolitieke spanningen en importheffingen van de VS. Hoewel de Nederlandse uitvoer geraakt wordt door de lagere wereldhandel, zijn de effecten voor Nederland tot dusver beperkt. Vooral huishoudens en de overheid geven meer uit, de koopkracht stijgt.
De economische groei neemt op de middellange termijn af verwacht het CPB. Voor 2025 en 2026 wordt een beperkte economische groei verwacht van 1,6% en 1,4%, door een lage groei van uitvoer en daling van investeringen. Door de onzekerheid in de internationale handelspolitiek stellen bedrijven investeringen uit. Deze investeringen zijn echter nodig om het verdienvermogen van de economie te vergroten gezien de uitdagingen waar Nederland voor staat, waaronder vergrijzing, de energietransitie, stikstof en defensie.
De koopkracht nam in 2024 toe met 3,6 procent. Dit is de grootste stijging in ruim twintig jaar. De groei in koopkracht kwam onder meer door de grootste cao-loonstijging in ruim veertig jaar (6,8 procent). Voor alle groepen geldt dat de koopkracht met meer dan 1% toeneemt in 2026. Een doorsnee huishouden gaat er 0,7% op vooruit in 2025 en 1,3% in 2026. Dit komt voornamelijk doordat reële lonen blijven stijgen. De reële loonstijging is geraamd op 1,5% voor zowel 2025 als 2026. Werken gaat meer lonen door verhoging van de arbeidskorting en het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
In 2025 zal de cao-loongroei in de marktsector naar verwachting uitkomen op 5,0%. De lonen groeien nog steeds fors om werknemers te compenseren voor de inflatie van de afgelopen jaren, waarbij de krapte op de arbeidsmarkt werknemers een goede onderhandelingspositie geeft. In eerste instantie verliep de compensatie ook via het incidentele loon (eenmalige uitkeringen, bonussen en dergelijke), maar nu vooral door hogere cao-lonen. Incidenteel loon draagt dus niet tot nauwelijks meer bij aan de loonstijgingen. De groei van de cao-lonen neemt af nu de reële lonen een inhaalslag gemaakt hebben en de krapte op de arbeidsmarkt iets afneemt. In 2026 komt de cao-loongroei uit op gemiddeld 4,2%.
De inflatie bleef met 3,8% in 2023 en 3,3% in 2024 op een hoog niveau en boven de ECB-doelstelling van 2%. In 2025 verwacht het CPB een inflatie van 3,2% en in 2026 2,3%. Dat de inflatie in Nederland structureel hoger is dan de eurozone, en naar verwachting dit de komende periode zo blijft, komt met name door de arbeidsmarktkrapte die zorgt voor een sterke loongroei.
Het aandeel personen en kinderen in armoede daalt in 2025 en 2026 en komt uit op 2,6% in 2026. Door de gunstigere inflatie, daalt het aandeel mensen in armoede sterker dan eerder geraamd.
De werkloosheid loopt de komende jaren iets op, maar de arbeidsmarkt blijft krap. Het CPB verwacht dat 3,8 procent van de werkzame beroepsbevolking in 2025 geen werk heeft. Het percentage zal in 2026 iets toenemen naar 4,0 procent. Voor 2027 is de verwachting dat het werkloosheidspercentage uitkomt op 4,1 procent.
Na een daling in 2023 en 2024 zal de arbeidsproductiviteit volgens het CPB weer een stijging laten zien; in 2025 met 1,6 procent en in 2026 met 0,8 procent. In de jaren daarna verwacht het CPB dat de arbeidsproductiviteit met gemiddeld 1 procent zal stijgen.
Het CPB verwacht dat de arbeidsinkomensquote (AIQ) voor bedrijven in 2025 uitkomt op 68,9 procent en in 2026 69,6 procent. In de jaren daarop zal de AIQ stijgen naar 70,2% (in 2027 en 2028).
Aan de hand van de cao-loonraming kan een eerste inschatting worden gemaakt voor de indexatie van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2026. Naar verwachting zal deze ongeveer 2,16 procent bedragen. Dit betekent dat het minimumuurloon zal stijgen van €14,40 naar ongeveer €14,71 per uur. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal dit in de komende weken officieel bekendmaken.
Het overheidstekort loopt op naar 1,9% bbp in 2025 en 2,7% bbp in 2026. Dat komt doordat de uitgaven van de overheid harder stijgen dan de inkomsten. Voornamelijk uitgaven aan zorg en sociale zekerheid lopen de komende jaren op, wat gedeeltelijk komt door vergrijzing. Ook de rente-uitgaven stijgen en er gaat meer geld naar bijvoorbeeld defensie en klimaat.
Het is positief dat de koopkracht een mooie ontwikkeling laat zien en dat de economie groeit. Tegelijkertijd is de economische groei vrij fragiel en komt de inflatie (ondanks een dalende trend) nog altijd boven de 2% uit in 2025. Door deze magere economische groei, is het lastig om onverwachte tegenslagen op te vangen
De overheidsfinanciën zitten tijdens de kabinetsperiode tegen de budgettaire grenzen aan, waardoor bij eventuele tegenvallers mogelijk bezuinigd moet worden om binnen de kaders te blijven. Voor cao-partijen blijft het van belang om te kijken naar de sector- of bedrijfsspecifieke situatie.
Nieuwsbericht: Eerste reactie AWVN op Rijksbegroting 2025
‘De Prinsjesdag-stukken maken duidelijk dat de argumenten voor een loongolf verdwenen zijn. De al sterk verbeterde koopkracht zal nog verder groeien. Het is aan de vakbonden om met die feiten verantwoord om te gaan, zich constructief op te stellen in het cao-overleg en zo bij te dragen aan het voornemen van het kabinet om de economie robuuster te maken.’
Dat stelt werkgeversvereniging AWVN in een eerste reactie op de Troonrede, de rijksbegroting en de daarbij behorende stukken van onder meer het Centraal Planbureau. AWVN onderschrijft in haar eerste reactie met klem de oproep van de koning tegen polarisatie.
AWVN onderschrijft de zorg van koning en kabinet over de positie van het bedrijfsleven en gaat ervan uit dat die zorg zich vertaalt in goed sociaaleconomisch beleid. Vooral het verslechterende vestigingsklimaat zal nadelig uitvallen voor investeringen, voorziet de werkgeversvereniging. Om die ontwikkeling om te draaien, roept AWVN de vakbonden op om met maatwerk per bedrijf of bedrijfstak bij te dragen aan beheersing van de loonkosten. Ook willen de werkgevers graag dat werknemers en hun bonden constructief meedenken over mogelijkheden om de arbeidsproductiviteit te verbeteren.
Van de overheid verwacht AWVN de komende jaren een voor de economie stimulerend beleid. ‘Het bedrijfsleven is door de bestuurlijke inconsistentie van de afgelopen jaren onzeker geworden. Dat is slecht voor de economie, het land en voor de burgers.’ In de Prinsjesdagstukken ziet AWVN wel aanknopingspunten voor beter en consistenter beleid – bijvoorbeeld het voornemen om de regeldruk te verminderen -, maar de werkgeversorganisatie is sceptisch over het vermogen van het demissionaire kabinet om stappen te zetten en de ingezette koers vast te houden. Daarom roept AWVN nu al het volgende kabinet op om heel veel kaarten op versterking van de economische structuur te zetten.
Wel kan de huidige Tweede Kamer een rol spelen in het streven naar meer consistentie in het overheidsbeleid. ‘Een Tweede Kamer die beheerst optreedt en het algemeen belang dient, is van groot belang. Niemand heeft baat bij een nieuwe amendementengolf, zoals na eerdere Prinsjesdagen de afgelopen jaren. Werkgevers moeten zich kunnen richten op hun bedrijf en wat dit betekent voor werknemers. Steeds wijzigend beleid werkt dat tegen.
AWVN constateert dat de aandacht van het kabinet voor de arbeidsmarkt en het werkgeversklimaat klein is. Toch ligt in de kwaliteit en de beschikbaarheid van de beroepsbevolking één van de sleutels tot toekomstige welvaart, vindt de vereniging.
Over plannen om het minimumloon verder te verhogen, is AWVN ook helder: dat zal de arbeidsmarktpositie van personen in de lagere loonschalen verzwakken. ‘Hogere lonen voor laagproductief werk zal als uitkomst hebben dat dergelijk werk wordt weggesaneerd of naar andere landen verdwijnt. De minimumloners zijn de dupe.’ AWVN wijst er ook op dat Nederland het op twee (Luxemburg en Ierland) na hoogste minimumloon van Europa heeft en dat in Nederland relatief weinig mensen het minimum verdienen.
AWVN praat je bij over de belangrijkste thema’s voor werkgevers. We besteden in het bijzonder aandacht aan de volgende onderwerpen:
Het is goed dat het kabinet de ambitie uitspreekt de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken, gezien de aanhoudend krapte op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is niet duidelijk hoe het kabinet dit concreet wil aanpakken. Zo worden er bijvoorbeeld ook maatregelen genoemd die juist het arbeidsaanbod kunnen verkleinen, zoals het onder restricties toestaan van arbeidsmigratie. Verder geeft het kabinet aan verder te gaan met het arbeidsmarktpakket.
Er wordt aangegeven dat er keuzes gemaakt moeten worden, onder andere als het gaat om de extra mensen die nodig zijn bij defensie, maar onduidelijk is welke keuzes dit precies zijn en hoe deze gemaakt gaan worden.
Dit zijn de belangrijkste aangekondigde maatregelen binnen het thema arbeidsmarkt:
Continuering arbeidsmarktpakket
Het kabinet grijpt terug op het hoofdlijnenakkoord, waarin is afgesproken te werken aan een sterke economie waarbij werken loont. De regering streeft naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt met werkzekerheid en voldoende flexibiliteit voor bedrijven om zich sneller aan te passen.
Het kabinet gaat door met het arbeidsmarktpakket. Hierin is onder andere het wetsvoorstel ‘Meer zekerheid flexwerkers’ opgenomen, dat nulurencontracten afschaft, de WW-duur verkort van 24 naar 18 maanden om werkhervatting te stimuleren en voorziet in een basisverzekering bij arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen om kwetsbare groepen beter te beschermen.
Inclusieve arbeidsmarkt
Het kabinet wil een arbeidsmarkt waar iedereen meedoet en tot zijn recht kan komen. Op verschillende manieren wordt hier aan gewerkt. Het kabinet zet in op het verbeteren van de banenafspraak. Het kabinet blijft investeren in de sociaal ontwikkelbedrijven. Individuele Plaatsing en Steun-trajecten (IPS) worden voortgezet.
Deze IPS-trajecten zijn bedoeld voor mensen met een psychische kwetsbaarheid die (weer) aan het werk gaan. Hiermee zorgt het kabinet dat ook komend jaar 1.500 mensen uit deze kwetsbare groep begeleid richting werk kunnen. Verder wil het kabinet dat mensen makkelijker kunnen switchen tussen uitkering, dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk. En dat werkgevers en werkzoekenden elkaar eenvoudig kunnen vinden. Hiervoor werkt het kabinet aan de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur en komt er in elke arbeidsmarktregio één regionaal loket: het Werkcentrum.
Vanzelfsprekend werkt AWVN mee aan een arbeidsmarkt waarbij iedereen mee kan doen, maar ziet nog wel wat beren op de weg. Niet alle maatregelen zijn zo concreet dat werkgevers direct resultaat merken. Het is bovendien van belang dat maatregelen niet alleen projectmatig zijn, maar een structurele verandering teweeg brengen. De infrastructuur rondom de sociaal ontwikkelbedrijven sluit nog niet goed aan op de reguliere arbeidsmarkt en juist de uitstroom naar regulier werk is belangrijk. Het blijft moeilijk om meer mensen in beeld te krijgen die nu nog niet aan het werk zijn en dat wel willen en kunnen, de vraag is of de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur hierbij voldoende gaat helpen. Voor werkgevers is in ieder geval de hoop dat de dienstverlening naar werkgevers verbetert.
Programma VIA gaat door
Het kabinet zet het beleidsprogramma Voor een inclusieve arbeidsmarkt (VIA) voort. Er wordt ingezet op gelijke kansen in werving, selectie en doorstroom. Het kabinet wil de arbeidsdeelname van mensen met een migratieachtergrond vergroten. Dit doet het kabinet door in te zetten op taal en werk voor nieuwkomers en door het actieplan Statushouders aan het werk. Het Rijk zoekt hierbij samenwerking met werkgevers voor betere arbeidsmarktkansen van Nederlanders met een migratieachtergrond die hier al langer zijn en maakt vanaf 2027 extra middelen vrij voor taalonderwijs aan mensen in de bijstand die het vereiste taalniveau nog niet halen.
Wet toekomst pensioenen: stand van zaken
Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Afgelopen jaar heeft een aantal pensioenuitvoerders de overstap gemaakt naar de nieuwe pensioenregelingen. In de komende jaren zullen meer pensioenuitvoerders en sociale partners volgen. De regering monitort de overgang naar de nieuwe pensioenregelingen nauwlettend. De overstap naar het nieuwe stelsel (‘transitie’) moet uiterlijk op 1 januari 2028 afgerond zijn. Hiermee beoogt de regering dat de transitie zorgvuldig verloopt.
Met de monitoring, onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris, uitkomsten van het debat in de Tweede Kamer en de eigen signalering zorgt de regering ervoor dat eventuele knelpunten voortijdig gesignaleerd en opgelost worden. Ook geeft de regering aan ogen en oren open te houden voor zorgen uit de samenleving, waarbij steeds oog is voor deelnemers. De Tweede Kamer wordt ten minste tweemaal per jaar geïnformeerd over de voortgang van de pensioentransitie.
Werkgevers die een pensioenregeling hebben bij een pensioenfonds hebben voor 1 januari 2025 gezamenlijk met de medezeggenschap hun transitieplan ingediend. Daarmee hebben ze de arbeidsvoorwaardelijke fase van de transitie afgerond.
Voor werkgevers met een pensioenregeling bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling (PPI) geldt de datum van 1 januari 2028 als einddatum voor de afronding van het transitieplan en daarmee ook de arbeidsvoorwaardelijke fase. Diverse partijen zoals pensioenuitvoerders, de regeringscommissaris en adviseurs doen de oproep aan sociale partners om zo spoedig mogelijk te starten met de overgang naar de nieuwe pensioenregelingen om zoveel mogelijk de lastendruk op de pensioensector te kunnen spreiden.
AWVN is blij met de invoering en de voortgang van de implementatie van de Wet toekomst pensioenen. Uit onze eigen data-analyse blijkt dat sociale partners deze trajecten voortvarend hebben opgepakt. Desalniettemin zijn er nog veel werkgevers met regelingen bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling die nog niet de dialoog met de medezeggenschap zijn gestart om de overgang naar de nieuwe pensioenregelingen te maken. AWVN roept deze werkgevers op om de wijzigingstrajecten spoedig in gang te zetten.
Inzet van reservisten
Het kabinet werkt verder aan het versterken van de krijgsmacht door prioriteit te geven aan het werven van reservisten. In 2026 zal duidelijk worden hoe groot de schaalbare krijgsmacht moet zijn en welke functies hiervan deel uitmaken. Daarnaast wordt gewerkt aan het op orde krijgen van de randvoorwaarden, zoals opleidingscapaciteit, voorraden, kleding en legering.
Nederland kampt echter met arbeidsmarktkrapte en ook in andere sectoren is veel extra personeel nodig. Dit betekent dat er moet worden gekozen in schaarste, zowel binnen de defensie-industrie als in de bredere economie. Als we meer defensiecapaciteit willen, zullen we ook andere zaken minder of efficiënter moeten doen.
Achterstanden WIA-keuring
Op dit moment heeft UWV aanzienlijke achterstand bij de WIA- keuringen. De meest recente prognoses wijzen dat deze achterstand op allen maar zal oplopen. Daarom worden nieuwe maatregelen voorbereid. Dit zijn de belangrijkste:
Nog nooit in de afgelopen twintig jaar nam de koopkracht zo sterk toe als in 2024. Die groei komt niet alleen door stijgende lonen, maar ook door lagere lasten in box 1 en een vereenvoudigde, verlaagde eigen bijdrage in de huurtoeslag. Het kabinet lijkt hiermee vooral in te zetten op reeds bestaande maatregelen om de koopkracht te stimuleren. Tegelijkertijd werkt het door aan vereenvoudiging van het belastingstelsel, met als doel dat (meer) werken meer loont.
Dit zijn de belangrijkste aangekondigde maatregelen binnen het thema koopkracht:
WW-duurverkorting
In de Voorjaarsnota 2025 heeft het kabinet opgenomen dat de maximale duur van de WW- en loongerelateerde WGA-uitkering wordt verkort van 24 naar 18 maanden. Oorspronkelijk zou deze maatregel ingaan op 1 januari 2027, maar omdat de uitvoering voor UWV niet haalbaar blijkt, is de invoering doorgeschoven naar 1 januari 2028.
Toegankelijker maken kinderopvang
Het kabinet zet de plannen om kinderopvang toegankelijker te maken door. Werken gaat hierdoor meer lonen. Er wordt €199 miljoen extra vrijgemaakt voor de kinderopvang. Werkende ouders met een gezamenlijk inkomen tot €56.000 krijgen straks 96% van de maximumuurprijs vergoed. Ook hogere inkomens profiteren van een hogere kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt de maximumuurprijs, die in aanmerking komt voor belastingtoeslag, met 4,84% verhoogd.
Het kabinet gaat verder met de plannen voor grip op migratie. De ministeries van Asiel en migratie en SZW werken hiervoor samen. Met betrekking tot arbeidsmigratie noemt het kabinet onder andere het toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (reeds aangenomen door de Tweede Kamer), de verkenning voor een sectoraal uitzendverbod en de kennismigrantenregeling die verder wordt aangescherpt. Deze plannen komen al uit het hoofdlijnenakkoord en zijn reeds bekend. Nieuw is dat er opnieuw geschaafd wordt aan de ETK-regeling (meer hierover onder het kopje werkgeversklimaat).
Het kabinet wil keuzes maken voor gerichte en selectieve arbeidsmigratie en gebruikt de inzichten uit het IBO-rapport en SER-advies over arbeidsmigratie (hier is AWVN bij betrokken). AWVN steunt de zoektocht naar gerichte arbeidsmigratie, maar maakt zich wel zorgen over de richting en balans in maatregelen. Dit omdat onze arbeidsmarkt en economie niet zonder arbeidsmigranten kunnen. Het kabinet zou wat AWVN betreft vooral aansluiting moeten zoeken bij het rapport van de Staatscommissie voor Demografische ontwikkelingen en het nog te verschijnen SER-advies, omdat hierin, in tegenstelling tot het IBO-rapport, voorstellen worden gedaan vanuit het oogpunt van gematigde groei van (arbeids)migratie én blijvende welvaart.
Dit zijn de belangrijkste aangekondigde maatregelen binnen het thema arbeidsmigratie:
Toelatingsstelsel uitzendbureaus
Het toelatingsstelsel voor uitzendbureaus en andere uitleners van arbeidskrachten is volgens het kabinet een van de maatregelen om misstanden rondom arbeidsmigranten aan te pakken. Het wetsvoorstel is reeds door de Tweede Kamer aangenomen, maar moet nog door de Eerste Kamer. Inleners mogen na de invoering van het stelsel alleen nog van toegelaten uitleners arbeidskrachten inhuren. Binnen het Ministerie van SZW wordt in 2026 een autoriteit ingericht die de aanvragen voor een toelating en het behoud ervan beoordeelt.
Verkenning sectoraal uitzendverbod
Onder minister Van Hijum is een verkenning uitgevoerd naar een sectoraal uitzendverbod. Voor sectoren waar wijdverspreide en stelselmatige misstanden blijven bestaan, bereidt het kabinet nu een in- en uitleenverbod voor via een Algemene Maatregel van Bestuur. Daarmee kan het in- en uitlenen van uitzendkrachten in specifieke sectoren worden verboden. Ook is onderzocht of sectoren verplicht kunnen worden om een minimumpercentage werknemers in dienst te nemen. Voor de vlees-, teelt-, schoonmaak- en transportsector is er een aanvullend pakket maatregelen om misstanden met uitzendkrachten tegen te gaan.
Kennismigrantenregeling
Het kabinet gaat verder met het voornemen om de kennismigrantenregeling verder aan te schermen, ondanks dat het kennismigranten van groot belang acht voor onze economie en arbeidsmarkt. Het is nog niet concreet gemaakt wat de aanscherping zal inhouden.
AWVN vindt dit onverstandig, niet alleen vanwege het op peil houden van onze kenniseconomie, maar ook vanwege de zorgen over personeelstekorten en de status van ons vestigingsklimaat. Opvallend is eveneens dat er geen bericht is over een vakkrachtenregeling, terwijl werkgevers hier regelmatig toe oproepen. Zie voor meer informatie de AWVN-publicaties over arbeidsmigratie.
Statushouders snel aan het werk
Het kabinet wil dat statushouders zo snel mogelijk productief zijn op de arbeidsmarkt en voorzien in eigen huisvesting. In lijn met het al geldende beleid wil men statushouders in staat stellen om zo vroeg mogelijk de taal te leren en te participeren, het liefst via betaald werk – dat is de beste manier om onderdeel te worden van de Nederlandse samenleving.
Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB)
De tijdelijke bescherming op basis van de RTB (voor Oekraïense ontheemden) is verlengd tot 4 maart 2027. Voor de langere termijn richt het kabinet zich primair op het maximaal ondersteunen van vrijwillige terugkeer naar Oekraïne zodra dit kan. Tegelijkertijd wordt verkend of langer verblijf, na afloop van de RTB, nodig is om grootschalige terugkeer in goede banen te kunnen leiden en te voorkomen dat de asielketen wordt belast. Het kabinet wil hier ook de economische bijdrage van ontheemden aan Nederland bevorderen zolang zij hier verblijven.
Grip op internationale studenten
Het kabinet wil een daling in het aantal internationale studenten en werkt daarom in 2026 verder aan de invoering en implementatie van de instrumenten uit het Wetsvoorstel internationalisering in balans (WIB). Het doel hiervan is om studentenstromen te kunnen sturen en beheersen en de positie van het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal te behouden en te versterken.
De Miljoenennota benadrukt het belang van hoogwaardig menselijk kapitaal en een economie die zich snel kan aanpassen aan veranderingen. Voor werkgevers ligt hier een duidelijke opdracht: investeren in duurzame inzetbaarheid en een cultuur van leven lang ontwikkelen is essentieel om concurrerend en wendbaar te blijven.
De krapte op de arbeidsmarkt en de verschillen in productiviteit tussen sectoren maken duidelijk dat talent niet vanzelf op de juiste plek terechtkomt. Werkgevers kunnen hier actief op inspelen door:
Door nu te investeren in menselijk kapitaal en duurzame inzetbaarheid, bouwen werkgevers niet alleen aan de weerbaarheid van hun eigen organisatie, maar dragen zij ook bij aan de wendbaarheid en veerkracht van de Nederlandse arbeidsmarkt en de economie als geheel.
Dit zijn de belangrijkste aangekondigde maatregelen binnen het thema duurzame inzetbaarheid & LLO:
Leven lang ontwikkelen (LLO)
Het Ministerie van OCW wil de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt verbeteren. Het terugdringen van personeelstekorten op de arbeidsmarkt kan niet alleen met initieel onderwijs gerealiseerd worden, maar ook met om- en bijscholing. Het ministerie wil daarom inzetten op het optimaal benutten van de onderwijsinfrastructuur voor gerichte deelname aan scholing en een betere afstemming tussen vraag en aanbod met name rondom transities in regionale ecosystemen van bedrijfsleven, publiek en privaat onderwijs.
Om dit te realiseren wordt doorgegaan met de uitvoering van de onderwijsagenda LLO. In 2026 wordt verder ingezet op het voor werkenden en werkzoekenden inzichtelijk maken van kansrijke ontwikkelmogelijkheden, worden opleiders gestimuleerd in de ontwikkeling van maatwerk en flexibel onderwijs en worden de mogelijkheden verkend om financiële drempels voor LLO weg te nemen.
Opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst
Het Ministerie van OCW werkt in 2026 samen met partners uit onderwijs en bedrijfsleven aan de acties uit het beroepsbegeleidende leerweg (bbl)-offensief om de bbl te versterken en bekender te maken. Ook met de afspraken uit het Stagepact wordt doorgegaan om te zorgen voor voldoende stages van goede kwaliteit, het tegengegaan van stagediscriminatie en zodat studenten een passende stagevergoeding krijgen. Het hbo zet in op meer duale opleidingen, zodat studenten al tijdens hun opleiding kunnen werken en vaardigheden in de praktijk opdoen. Verder wordt geïnvesteerd in de tekortsectoren in het hbo om hiermee de instroom te verhogen en uitval en overstap te verlagen.
Gezond en veilig werken
Het kabinet werkt aan meerdere thema’s uit de Arbovisie van 2040. Gezond en veilig werken is niet altijd een vanzelfsprekendheid. Het doel van de Arbovisie 2040 is dan ook nul doden en fors minder ongevallen en zieken door werk. Zo wordt de beschikbaarheid en kwaliteit van risico-inventarisaties en -evaluaties (RI&E’s) verbeterd. Daarnaast richt het kabinet zich op het vergroten van de werkbaarheid van Arbo-regelgeving. Hiermee moet de regeldruk voor werkgevers verminderd worden. Dat moet ook gebeuren op het terrein van de RI&E en van gevaarlijke stoffen.
Banenafspraak
Per 1 januari 2026 treden onderdelen van de Wet verbetering banenafspraak in werking, die het LKV doelgroep banenafspraak vereenvoudigen. Ten eerste hoeven werknemers voor dit loonkostenvoordeel geen doelgroepverklaring meer aan te vragen. Daarnaast wordt het recht op het LKV doelgroep banenafspraak verlengd van maximaal drie jaar naar structureel, waardoor het recht op dit LKV blijft doorlopen zolang de dienstbetrekking voortduurt.
Ten slotte wordt de doelgroep van het loonkostenvoordeel (LKV) voor de banenafspraak gelijkgetrokken met de doelgroep van de banenafspraak zelf. Er wordt daarnaast gewerkt aan een wetsvoorstel met onder andere als doel om mensen in de WIA en WW die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen op te nemen in het doelgroepregister banenafspraak en om loonkostensubsidie voor deze groepen beschikbaar te maken.
Het wetsvoorstel zit momenteel in de beleidsvoorbereidende fase. Het streven is om nog in 2025 de uitgangspunten voor dit wetsvoorstel vast te stellen. Beoogd wordt dat mensen in de WIA en WW die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen per 1 januari 2028 worden toegevoegd aan het doelgroepregister banenafspraak.
Subsidieregeling praktijkleren
Het kabinet stelt voor 2026 € 2,8 miljoen beschikbaar voor praktijkleren. Bij praktijkleren in het mbo wordt werken gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding resulterend in een praktijkverklaring, mbo-certificaat of mbo-diploma. Met de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg kunnen werkgevers een vergoeding krijgen om mensen met (gedeeltelijke vaardigheden) via een leerwerktraject met financiële ondersteuning te laten instromen.
AWVN onderschrijft de zorg van koning en kabinet over de positie van het bedrijfsleven. Vooral het verslechterende vestigingsklimaat zal nadelig uitvallen voor investeringen. Om die ontwikkeling om te draaien, roept AWVN de vakbonden op om met maatwerk per bedrijf of bedrijfstak bij te dragen aan beheersing van de loonkosten.
Ook willen werkgevers graag dat werknemers en hun bonden constructief meedenken over mogelijkheden om de arbeidsproductiviteit te verbeteren. In de Prinsjesdagstukken ziet AWVN wel aanknopingspunten voor beter en consistenter beleid – bijvoorbeeld het voornemen om de regeldruk te verminderen -, maar is sceptisch over het vermogen van het demissionaire kabinet om stappen te zetten en de ingezette koers vast te houden. Daarom roept AWVN nu al het volgende kabinet op om heel veel kaarten op versterking van de economische structuur te zetten.
Dit zijn de belangrijkste aangekondigde maatregelen binnen het thema werkgeversklimaat en productiviteit:
Verminderen regeldruk
Het kabinet bouwt aan een sterke, innovatieve en weerbare economie voor bedrijven. Zo blijft Nederland in de toekomst geld verdienen. In 2026 verlaagt het kabinet de druk van 500 regels voor ondernemers. Als voorbeeld worden regels genoemd over re-integratie van zieke werknemers en de rittenregistratie (rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit). Het kabinet kondigt aan de rittenregistratie voor het gehele mkb (<250 medewerkers) te schrappen.
Permanente RVU-drempelvrijstelling
In het akkoord ‘Gezond naar pensioen’ hebben kabinet en sociale partners afgesproken om de RVU-drempelvrijstelling structureel te maken voor werknemers met een zwaar beroep. Ook is overeengekomen om het huidige drempelbedrag te verhogen met € 300 bruto per maand in knellende situaties voor werknemers die om financiële redenen niet deel kunnen nemen aan de RVU-regeling. De drempelvrijstelling en deze verhoging worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het minimumloon.
De afspraken uit het akkoord zijn opgenomen in de Prinsjesdagstukken. Ter budgettaire dekking verhoogt het kabinet het tarief dat werkgevers betalen voor RVU-regelingen die de drempelvrijstelling overschrijden van 52% naar 57,7% in 2026, 64% in 2027 en vanaf 2028 geldt een tarief van 65%. Het gebruik van de drempelvrijstelling wordt jaarlijks gemonitord en driejaarlijks geëvalueerd (het eerste ijkmoment is eind 2028).
Werkgevers kunnen gebruik blijven maken van de RVU-drempelvrijstelling voor werknemers die een zwaar beroep hebben. Of daarvan sprake is bepalen werkgevers samen met werknemers, een RVU-afspraak moet altijd een onderbouwde afbakening van de doelgroep hebben, gericht op belastende functies en werkzaamheden gebaseerd op objectieve criteria. Die afbakening wordt gevalideerd door TNO.
AWVN is blij met de structurele drempelvrijstelling omdat dit werkgevers in staat stelt om afspraken met werknemers te maken die vanwege het zware werk niet door kunnen werken tot de AOW-datum. Voor meer informatie: De nieuwe RVU-regeling: hoe ziet die er uit? | AWVN
Versobering ETK-regeling
Werkgevers mogen aan werknemers extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (ET-kosten) onbelast vergoeden. Voorgesteld wordt om vanaf 1 januari 2026 niet langer toe te staan dat extra kosten van levensonderhoud (waaronder kosten van gas, water en licht en andere nutsvoorzieningen) en extra gesprekskosten voor privédoeleinden onbelast vergoed worden. Als argument hiervoor wordt gegeven dat het kabinet het wenselijk vindt dat de ETK-regeling alleen geldt voor de extra kosten die samenhangen met het werken in Nederland en die niet al verdisconteerd zijn in de hoogte van het loon. De verwachting is dat de invloed van deze versobering op arbeidsmigratie beperkt is. De versobering geldt alleen voor werknemers die naar Nederland toekomen en niet voor vanuit Nederland uitgezonden werknemers.
Omdat de werkgever vaak een uitruil toepast (de werknemer levert brutoloon in en ontvangt een gelijk bedrag als netto vergoeding voor de extra kosten van levensonderhoud), heeft deze versobering impact op de hoogte van het nettoloon van de ingekomen werknemer en bespaart de werkgever niet langer premies over het ingeleverde brutoloon.
De Nederlandse economie kan niet zonder arbeidsmigranten. De mogelijkheid om deze arbeidskrachten te compenseren voor de hogere kosten van levensonderhoud in Nederland ten opzichte van het land van herkomst is belangrijk bij het aantrekken van personeel. AWVN vindt het jammer dat de voorgestelde versobering dat moeilijker maakt.
Pseudo-eindheffing fossiele auto’s
De doelstelling van het kabinet is om het hele zakelijke wagenpark te verduurzamen. Om die verduurzaming te stimuleren wordt voorgesteld om een pseudo-eindheffing in te voeren. Dit betekent dat werkgevers belasting moeten betalen als zij een fossiele auto ter beschikking stellen aan een werknemer die ook voor privédoeleinden gebruikt mag worden. Daaronder valt ook woon-werkverkeer. Of de werknemer de auto daarvoor daadwerkelijk gebruikt is niet van belang, de werkgever moet per jaar 12% loonheffing afdragen over de cataloguswaarde van de auto inclusief BPM (voor auto’s die ouder zijn dan 25 jaar geldt de waarde op dit moment). De afdracht vindt eenmaal per jaar plaats via de aangifte loonheffingen over de maand februari van het volgende kalenderjaar. De regeling geldt voor alle auto’s die voor het eerst ter beschikking worden gesteld vanaf 1 januari 2027. Voor auto’s die voor die datum al ter beschikking zijn gesteld aan een werknemer geldt een overgangstermijn tot 17 september 2030. Tot die datum geldt de eindheffing niet. Het overgangsrecht is gekoppeld aan de auto en niet aan de werknemer, dus ook als een auto onder het overgangsrecht valt en deze wordt na 1 januari 2027 aan een andere werknemer ter beschikking gesteld dan blijft het overgangsrecht gelden.
Het ter beschikking stellen van auto’s met CO2-uitstoot wordt met ingang van 2027 fors duurder. Als de werknemer de auto voor woon-werkverkeer mag gebruiken loopt de werkgever tegen een extra belastingheffing van 12% van de waarde van de auto aan. Ook als de werknemer de auto alleen voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten mag gebruiken. Voor bestaande situaties geldt dit niet, tot uiterlijk 17 september 2030. Veel werkgevers zullen bestaande auto(lease)regelingen aan moeten passen om te voorkomen dat de werkgever vanaf 2027 met deze extra belastingheffing geconfronteerd wordt.
AWVN is van mening dat het terugdringen van CO2-uitstoot belangrijk is. Werkgevers, werknemers en het kabinet hebben zich gecommitteerd aan het klimaatakkoord. Daarin heeft ook iedere werkgever een verantwoordelijkheid. Het ontmoedigen van privégebruik van fossiele auto’s door het invoeren van een extra belastingheffing is begrijpelijk maar wat AWVN betreft had het positief stimuleren van het gebruik maken van auto’s zonder uitstoot meer voor de hand gelegen.
Verduidelijking fietsregeling
Als een werkgever een fiets ter beschikking stelt aan een werknemer en die fiets kan ook voor privédoeleinden gebruikt worden, dan geldt er een bijtelling van 7% van de waarde van de fiets. Daarvan is bij fictie altijd sprake als de fiets voor woon-werkverkeer gebruikt mag worden.
Deze regeling wordt met terugwerkende kracht aangepast. Vanaf de invoering van de regeling per 1 januari 2020 geldt dat als een fiets niet of alleen incidenteel (niet meer dan 10%) bij het woon- of verblijfadres van de werknemer wordt gestald er geen bijtelling geldt. Als een deelfiets wordt gebruikt die wordt ‘ingeleverd’ als de werknemer thuis is, dan geldt dat de fiets niet bij het woon- of verblijfadres is gestald.
AWVN heeft het Ministerie van Financiën gevraagd deze verduidelijking bij de leasefietsregeling aan te brengen. Een aantal werkgevers zag zich namelijk door een letterlijke lezing van de wettelijke regeling voor de leasefiets geconfronteerd met een bijtelling voor het privégebruik van de door de werkgever ter beschikking gestelde leasefiets. Met name bij bijvoorbeeld deelfietsen of OV-fietsen deed dat onrechtvaardig aan. Door het met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 verduidelijken van de regeling is van een bijtelling onder voorwaarden geen sprake.
AWVN is blij met deze verduidelijking. We zien dit als een welkome tegemoetkoming die het gebruik van fietsen voor een gedeelte van het woon-werkverkeer eenvoudiger maakt.
Het Belastingplan wordt na het verkiezingsreces behandeld in de Tweede Kamer. In december volgt de behandeling in de Eerste Kamer. Pas na akkoord van beide Kamers zijn de plannen definitief.
Wilt je meer weten over de (economische) ontwikkeling? Via onderstaande knoppen heeft u toegang tot verschillende dashboards in ons dataportaal.
Log in met de gebruikersnaam die je altijd gebruikt en die bij ons bekend is, maar met het wachtwoord van je bijbehorende werk- school- of privéaccount van Microsoft of Gmail