In een brief aan de Tweede Kamer heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat uit steekproeven is gebleken dat in de jaren vanaf 2020 door het UWV een substantieel aantal fouten is gemaakt bij het beoordelen van WIA-aanvragen.
Het gaat daarbij om fouten die impact hebben op de hoogte en de duur van de uitkering van werknemers. In ongeveer de helft van de gevallen kregen werknemers hierdoor een te hoge uitkering, terwijl de andere helft van de gevallen een te lage uitkering kreeg. Het kan om kleine bedragen gaan, maar er zijn gevallen waar het om een aanzienlijk bedrag per maand gaat. Onduidelijk is nog waarom hier niet eerder op is gereageerd.
Als de steekproeven representatief zijn, gaat het in totaal om tienduizenden gevallen waarbij de uitkering onjuist is vastgesteld. Gelet op deze aantallen is het belangrijk dat er zo snel mogelijk inzicht komt in de totale problematiek. Uiterlijk december verwacht UWV een (meer) compleet beeld te kunnen geven inclusief benodigde maatregelen.
Daarbij is het uitgangspunt dat werknemers waar mogelijk alsnog de uitkering krijgen waar ze recht op hebben. Ook zal worden gekeken bij te veel uitbetaalde uitkeringen in welke gevallen moet worden teruggevorderd, mede in het licht van recente jurisprudentie over het begrip ’dringende reden’. Met andere woorden: het is nog niet zeker of er wordt teruggevorderd, en in welke gevallen wordt teruggevorderd. Bij eventuele terugvorderingen in individuele gevallen moet worden meegewogen wat het aandeel van het UWV is.
Vervolgens zal moeten worden gekeken wat voor gevolgen dit heeft voor de WGA-premie voor de werkgevers van de betrokken werknemers. De uitkeringen worden namelijk de eerste 10 jaar betaald door de werkgever. Die betaalt hier premie voor aan het UWV als hij publiek verzekerd is of aan de verzekeraar als hij privaat verzekerd is. In de brief wordt niet aangegeven of bij herziening van de uitkeringen ook de premie van de werkgevers zal worden gecorrigeerd.