25 juni 2021

Het Akkoord van Haarlem: de regeling die niemand wilde

Het is een publiek, maar desondanks niet erg wijdverbreid geheim dat werkgevers bonden financieel compenseren voor het werk dat zij bij cao-besprekingen verrichten. Het oudste en bekendste arrangement op dit gebied is de AWVN-werkgeversbijdrageregeling. De moeder aller werkgeversbijdrageregelingen kwam in 1966 tot stand.

Geert de Bruin schreef ‘De regeling die niemand wilde’ ter gelegenheid van zijn afscheid als beleidsmedewerker van AWVN.

awvn-WERKGEVERSBIJDRAGEREGELING

Klik op de afbeelding om de publicatie te downloaden. Leden kunnen desgewenst bij de AWVN-werkgeverslijn – 070 850 86 05, werkgeverslijn@awvn.nl – een gedrukt exemplaar aanvragen. Daaraan zijn geen kosten verbonden.

‘De regeling die niemand wilde’ gaat over de AWVN-regeling, in de wandelgangen vaak aangeduid als het vakbondstientje. Waarom en hoe werd die in het leven geroepen – wat was de context? Waarom riep de regeling in de decennia na de totstandkoming ervan zulke hevige emoties op? Na deze schets van de ontstaansgeschiedenis en de periode erna, gaat ‘De regeling die niemand wilde’ in op het heden en de toekomst van een twistappel die ondanks alle gesteggel de tand des tijds heeft doorstaan.

Het grote verloop onder vakbondsleden en het langzaam maar zeker tanende aantal leden, een trend die reeds in de jaren zestig inzette, lag aan de basis. De animo onder werknemers om zich bij een vakbond aan te sluiten nam af door het hogere welvaartsniveau, sociale wetgeving, betere arbeidsvoorwaarden en dito arbeidsomstandigheden. Een ontwikkeling die bekend staat als ‘de tragiek van de gerealiseerde verwachtingen’. Maar het vakbondswerk kwam niet alleen ten goede aan de contributie betalende leden (de ‘georganiseerden’), maar aan alle werknemers. Dus ook aan niet-leden (‘ongeorganiseerden’): zij profiteerden volop van de inspanningen van vakbonden, maar droegen daar niets aan bij. Om in één klap zichtbaar te maken dat het lidmaatschap van een vakbond lonend was, wilden de werknemersvertegenwoordigers dat het cao-overleg zichtbare voordelen ging opleveren voor de georganiseerden. Maar daar voelden de werkgevers niets voor. ‘Enige discriminatie binnen de onderneming tussen georganiseerden en ongeorganiseerden moet van de hand gewezen worden,’ was het uitgangspunt van de toenmalige AWVN-voorzitter ir. F.K.T. Beukema toe Water in 1962.

AWVN-werkgeversbijdrageregeling

Vier jaar lang werd er in alle mogelijke gremia koortsachtig overlegd over een mogelijke oplossing voor de kwestie georganiseerden/ongeorganiseerden. De sfeer was ronduit gespannen. Het overleg binnen de Stichting van de Arbeid klapte. De impasse werd in 1966 onder leiding van AWVN-voorzitter Beukema toe Water doorbroken met een regeling die, aldus het perscommuniqué destijds over het Akkoord van Haarlem, ‘de onafhankelijkheid van de vakbonden waarborgt en anderzijds berust op vrijwillige medewerking van de leden van de Algemene Werkgevers-Vereniging. De ter beschikking van de vakbonden komende gelden […] zullen uitsluitend worden besteed voor doeleinden welke passen in de door de centrale werkgeversorganisaties toelaatbaar geachte mogelijkheden, waarbij voorts door middel van accountantsverklaring aan de werkgevers de waarborg zal worden gegeven inzake de besteding van de gelden.’

Conflicten

Dat de slepende discussie hiermee ten langen leste beslecht was, bleek een misvatting. De vakbonden konden niet verkroppen dat hun oorspronkelijke eis – directe, zichtbare bevoordeling van de leden – niet was gerealiseerd. Aan werkgeverskant was men evenmin onverdeeld enthousiast. Aan het hoog oplopende conflict en de daaruit voortvloeiende onrust was dan weliswaar een einde gekomen, maar onderaan de streep bleef staan dat werkgevers geld overmaakten aan de vakbonden. Nota bene de organisaties die het hun ondernemingen bij tijd en wijle zuur maakten! Dit gegeven – vakbonden kregen niet wat ze wilden, werkgevers gingen met pijn in het hart akkoord – maakt dat de werkgeversbijdrageregeling in de decennia na de totstandkoming ervan tot veel controverses heeft geleid. Geregeld was er gedoe over de regeling, soms kwam het weer tot hoogoplopende conflicten.

Alternatieven voor werkgeversbijdrageregeling?

Een regeling dus die niemand ooit echt wilde, maar die desondanks nog springlevend is. Want hoewel de AWVN-werkgeversregeling in de loop der jaren enige aanpassingen heeft ondergaan, is die in de grond nog dezelfde als in 1966. Dat komt doordat de werkgeversbijdrageregeling een (juridisch) ingewikkeld dossier is dat zich niet makkelijk laat doorgronden. Bovendien is het er een met complexe vertakkingen naar tal van andere arbeidsverhoudingendossiers.
Zijn er alternatieven, is er nog toekomst er voor de AWVN-werkgeversbijdrageregeling uit? De AWVN-expert op dit gebied, jurist Monica Wirtz, zegt daarover: ‘Al die jaren dat ik dit dossier beheer, heb ik geen betere oplossing voor de problematiek kunnen bedenken. En geloof me, ik heb er veel over nagedacht.’

De AWVN-werkgeversbijdrageregeling lijkt op het oog misschien niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis, maar leggen we daar de bijl aan, dan raakt die bijl de wortels van het hele Nederlandse arbeidsverhoudingenstelsel. Niet voor niets noemde Peter de Waard, columnist van de Volkskrant, de AWVN-werkgeversbijdrageregeling in 2018 ‘kroonjuweel van het poldermodel’.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden