Werkloosheidswet (WW)

WW staat voor werkloosheidswet.

De wet heeft tot doel werknemers te verzekeren tegen de financiële gevolgen van werkloosheid; de duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de werknemer. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) beoordeelt of iemand voor een WW-uitkering in aanmerking komt.

Premiedifferentiatie WW
Sinds de introductie van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab; 1 januari 2020) betalen werkgevers een lage WW-premie over het loon van werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst. Voor alle overige dienstverbanden moet de werkgever een hoge WW-premie betalen. Meer informatie

Als een werknemer in de laatste 36 kalenderweken in ten minste 26 kalenderweken voordat hij werkloos werd heeft gewerkt, heeft hij recht heeft op een loongerelateerde WW-uitkering van minimaal 3 maanden (de eerste twee maanden 75 procent van het zogeheten dagloon, de derde maand 70 procent).
Voldoet de werknemer aan de 4-uit-5-eis, dat wil zeggen dat hij in ten minste 4 van de laatste 5 kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin hij werkloos is geworden voldoet aan de arbeidsverledeneis, dan komt hij in aanmerking voor een langere WW‐uitkering (70 procent van het dagloon).

Op 1 januari 2016 zijn, met de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) de regels met betrekking tot de opbouw en de duur van de WW‐uitkering gewijzigd.

De opbouwregeling sinds de Wwz
Sinds 1 januari 2016 geldt over de eerste tien jaar een opbouw van één maand WW‐uitkering per jaar arbeidsverleden. Na die eerste tien jaar geldt: een halve maand WW-opbouw voor elk jaar arbeidsverleden.
Voorbeeld: een werknemer met een arbeidsverleden van 18 jaar, heeft WW-rechten opgebouwd over 14 maanden (10 x 1 maand plus 8 x 0,5 maand).
Beperking duur van de WW‐uitkering
De maximumduur van de WW‐uitkering, die voorheen 38 maanden bedroeg, is sinds 1 januari 2016 verlaagd tot 24 maanden. Een overgangsregeling zorgt ervoor dat niet direct voor elke ex-werknemer de duur van de WW-uitkering beperkt is tot 24 maanden; maar vanaf 1 april 2019 is de duur voor iedereen maximaal 24 maanden.

Vóór 1 januari 2016 waren, in het kader van de Wwz, al de volgende veranderingen doorgevoerd:
aanscherping begrip ‘passende arbeid’ (ingegaan 1 juli 2015)
In het kader van de Wwz is de definitie van passende arbeid aangepast in het Besluit passende arbeid WW en ZW. De aanpassing houdt in dat reeds na zes maanden (voor de aanscherping was dat twaalf maanden), alle arbeid als passend wordt aangemerkt.
inkomensverrekening i.p.v. urenverrekening (ingegaan 1 juli 2015)
Tot 1 juli 2015 kende de WW als hoofdregel dat wanneer een WW‐gerechtigde (gedeeltelijk) gaat werken, het aantal uren dat hij werkt in mindering wordt gebracht op de WW‐uitkering. Het recht op een uitkering bleef bestaan voor die uren dat de werknemer nog werkloos was. Deze systematiek van urenverrekening leidde tot een lager totaal inkomen als een werknemer het werk hervatte tegen een lager loon.
Om werkhervatting tegen een lager loon niet te ontmoedigen, is in de Wwz de systematiek van urenverrekening vervangen door een systematiek van inkomensverrekening. Bij inkomensverrekening wordt een deel van de (extra) inkomsten in mindering gebracht op de uitkering, het andere deel wordt niet in mindering gebracht. Hierdoor is werkhervatting vanuit de WW altijd lonend.

WW-premie en het Algemeen werkloosheidsfonds (sinds de Wab)

De WW-premie wordt betaald door de werkgever en heet officieel Awf-premie. Awf staat voor Algemeen werkloosheidsfonds, het fonds dat gekoppeld is aan de Werkloosheidswet (WW).

Wat is er veranderd met de premiedifferentiatie WW?
Het oorspronkelijke idee van de indeling in sectoren is dat werknemers zich verbonden voelen met de sector en dat de sector de sectorpremie voor de WW laag kan houden door werkloosheid zoveel mogelijk beperkt te houden, oftewel ‘de vervuiler betaalt’. Dit bleek niet goed meer te werken. De sectorindeling, met zijn oorsprong in de jaren ’50 van de vorige eeuw, sluit niet goed meer aan op de huidige economische en maatschappelijke situatie in Nederland. Werknemers zijn bijvoorbeeld niet meer hun leven lang werkzaam in één bepaalde sector en werkzaamheden binnen ondernemingen vallen steeds vaker onder verschillende sectoren.

In de Wab is geregeld dat de sectorpremies en de uniforme premie AWf voor de WW zijn afgeschaft en zijn vervangen door één gedifferentieerde WW-premie ten gunste van het AWf. In deze systematiek lopen daarom alle WW-uitkeringslasten en alle premieopbrengsten (dus van zowel de hoge als de lage premie) via het Algemeen Werkloosheidsfonds. De hoogte van de premie is niet langer afhankelijk gesteld van de mate van werkloosheid in de sector, maar van de aard van het contract.

Sinds 1 januari 2020 zijn er twee verschillende WW-premiepercentages: een hoge en een lage WW-premie. De Wab verplicht de werkgever om op de loonstrook te vermelden of er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of er wel of geen sprake is van een oproepovereenkomst en of de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen.

Bron Kennisdocument Premiedifferentiatie WW, versie 1.7, september 2023

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden