16 december 2019

Compensatie transitievergoeding: geen aanpassing overgangsrecht

Minister Koolmees (SWZ) heeft op 13 december een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij duidelijkheid verschaft over een aantal vragen over de compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige ongeschiktheid van de werknemer.

De compensatieregeling treedt, zoals bekend, op 1 april aanstaande in werking. Uit de brief wordt het volgende duidelijk.
• De maximering van het compensatiebedrag op het loon dat tijdens de ziekte betaald is, gaat voorlopig niet door.
• Bij een beëindiging op grond van de recente Hoge Raad-uitspraak over slapende dienstverbanden, dus op verzoek van de werknemer, komt de werkgever voor compensatie van de betaalde transitievergoeding in aanmerking.
• Het overgangsrecht voor de compensatie wordt niet aangepast naar aanleiding van de recente Hoge Raad-uitspraak.
• Het is voldoende dat de werkgever vóór 2020 de beëindigingsovereenkomst sluit om voor compensatie volgens de oude berekeningssystematiek in aanmerking te komen. Het einde van de arbeidsovereenkomst mag in 2020 zijn.
• De verlengde beslistermijn van zes maanden voor het UWV voor ‘oude gevallen’ (normaliter is de termijn 8 weken) geldt niet alleen voor situaties waarin voor 1 april 2020 is beëindigd en betaald. Het geldt ook voor situaties waarin voor 1 april 2020 het opzegverbod is geëindigd (en dus beëindigd en betaald had kunnen worden) maar de beëindiging en betaling later heeft plaats gevonden.

Toelichting
Maximering compensatiebedrag op loon tijdens ziekte gaat voorlopig niet door
Het compensatiebedrag is enerzijds gemaximeerd op het bedrag dat is opgebouwd tot en met het tweede ziektejaar, en anderzijds op het loon dat in de twee ziektejaren is betaald. Bij de tweede maximering was nog onduidelijk of daarbij rekening moet worden gehouden met een uitkering tijdens die twee ziektejaren (bijvoorbeeld een vervroegde IVA-uitkering), of een loonkostensubsidie (no-riskpolis). Hierdoor heeft de werkgever feitelijk minder loonkosten, wat tot een lagere compensatie zou leiden. Dit staat haaks op het doel van een aantal uitkeringen en subsidies, namelijk om werkgevers te stimuleren werknemers met een ziekteverleden of handicap in dienst te nemen.
De minister wil nu eerst nader onderzoeken met welke uitkeringen en subsidies rekening moet worden gehouden bij de maximering van het compensatiebedrag. De maximering op het loon dat in de twee ziektejaren is betaald gaat daarom vooralsnog niet door.

Bij een beëindiging op grond van de Hoge Raad uitspraak, dus op verzoek dan de werknemer, komt de werkgever voor compensatie van de betaalde transitievergoeding in aanmerking
De Hoge Raad besliste op 8 november dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap in beginsel in moet gaan op een verzoek van de werknemer om een slapend dienstverband te beëindigen. De werkgever moet daarbij ten minste de transitievergoeding betalen die hij verschuldigd is direct na afloop van het opzegverbod. In de regel is dat na twee jaar ziekte. Nog niet duidelijk was of de werkgever ook voor compensatie in aanmerking zou komen als het initiatief voor de beëindiging van de werknemer komt. De minister heeft bevestigd dat dit wel het geval is.

Overgangsrecht wordt niet aangepast naar aanleiding van de recente Hoge Raad-uitspraak over slapende dienstverbanden
Nu wijzigt per 1 januari de berekeningssystematiek voor de transitievergoeding. De hogere opbouw na tien dienstjaren vervalt. Dit kan in voorkomende gevallen leiden tot een lagere transitievergoeding.
Overgangsrecht bepaalt dat wanneer het einde van de 104 weken ziekte vóór 1 januari 2020 ligt, maar de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst op of na 1 januari 2020 start, de compensatie ook berekend wordt volgens de nieuwe berekeningssystematiek. Dat kan er dus toe leiden dat de werkgever veel minder gecompenseerd krijgt dan hij op grond van de uitspraak van de Hoge Raad moet betalen. Tenminste als de uitspraak van de Hoge Raad zo geïnterpreteerd moet worden dat bij een start van de procedure in 2020, maar een einde van de 104 weken vóór 2020, niet de nieuwe berekeningssystematiek gehanteerd mag worden.
Nu zal het niet altijd lukken om nog vóór 2020 met de werknemer tot een beëindiging met wederzijds goedvinden te komen, of de procedure bij het UWV te starten. AWVN heeft daarom, samen met VNO-NCW en MKB-Nederland, gepleit voor een ruimere overgangsregeling. Ook bij een start van de procedure in 2020 zou nog volgens de oude systematiek gecompenseerd moeten worden. Wij hadden goede hoop dat dit zou lukken, maar helaas is aanpassing van het overgangsrecht uiteindelijk door de minister afgewezen. Voornaamste reden is dat bij aanpassing van de regelgeving de invoeringsdatum voor de compensatieregeling van 1 april 2020 niet meer gehaald zou kunnen worden, en dat wilde de minister niet.

Het is voldoende dat de werkgever vóór 2020 de beëindigingsovereenkomst sluit om voor compensatie volgens de oude berekeningssystematiek in aanmerking te komen. Het einde van de arbeidsovereenkomst mag in 2020 zijn
Om in aanmerking te komen voor compensatie ter hoogte van de oude berekening, moet de werkgever bij een beëindiging met wederzijds goedvinden vóór 1 januari 2020 met de werknemer tot overeenstemming zijn gekomen. De daadwerkelijke beëindigingsdatum kan daarbij wel op of na 1 januari 2020 liggen.
In het geval van een ontslagvergunningsprocedure bij het UWV moet deze voor 1 januari 2020 gestart zijn. Dit kan overigens een alternatief zijn als het niet lukt om met de werknemer tijdig tot overeenstemming te komen over een beëindigingsovereenkomst.

Wellicht is de podcast Slapend dienstverband? Werkgevers wordt wakker! ook interessant: de tien meest gestelde vragen over slapende dienstverbanden, de nieuwe rekenregels van de transitievergoeding en de compensatie van het UWV.

Deel dit artikel via: Deel dit artikel via Whatsapp Deel dit artikel via Twitter Deel dit artikel via Facebook Deel dit artikel via Linkedin Deel dit artikel via Mail
aanmelden