Een van uw medewerkers wil zijn budget voor duurzame inzetbaarheid (DI-budget) gebruiken voor het volgen van een opleiding tot yogadocent. Voor zijn functie, hij is financieel planner, niet relevant, maar voor zijn inzetbaarheid kan die opleiding wel degelijk waardevol zijn. Is uw vergoeding voor een dergelijk ‘grensgeval’ (gericht) vrijgesteld van belasting of niet? Daarover bestaat onduidelijkheid. AWVN kijkt nu samen met de ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en met de Belastingdienst naar een zo helder mogelijke uitleg over de fiscale vrijstelling van DI-budgetten.
In bovenstaand geval is volstrekt duidelijk dat de yoga-opleiding niet noodzakelijk is voor het uitoefenen van het huidige beroep. Wel zou de financieel planner er in de toekomst een switch mee kunnen maken naar een carrière als yogadocent. Dat maakt het weliswaar een opleiding die relevant is voor toekomstig werk, maar dat betekent niet in alle gevallen dat de Belastingdienst de opleiding vrijstelt van loonbelasting.
De volgende drie categorieën zijn momenteel gericht vrijgesteld van loonbelasting:
Vooral de tweede categorie, waarin de yoga-opleiding uit bovengenoemd voorbeeld valt, levert discussie op met verschillende belastinginspecteurs. Dan gaat het bijvoorbeeld over oudere werknemers en over opleidingen die in de hobbysfeer passen, maar tegelijk een eerste stap kunnen zijn richting een toekomstig beroep. Bij deze beoordeling is de persoonlijke situatie van de werknemer in de visie van de Belastingdienst van belang. Dat roept echter direct de vraag op hoe diep de werkgever moet graven om alle relevante omstandigheden boven tafel te krijgen.
De verschillende manieren waarop belastinginspecteurs de regels interpreteren, geven werkgevers onzekerheid over de kosten die uiteindelijk met deze budgetten gemoeid zijn. Dit leidt tot vertraging in de implementatie van de budgetten. Bovendien zorgt de stringente toepassing van de wetgeving en de manier waarop belastinginspecteurs naar DI-budgetten kijken (strenger als werknemers zelf een keuze mogen maken uit een catalogus, zonder tussenkomst van de werkgever) ervoor dat de catalogi waaruit werknemers kunnen kiezen, worden versmald. Zo wordt het risico op geen vrijstelling van de loonbelasting zo klein mogelijk gemaakt. Echter, juist de breedte in het aanbod vormt een belangrijke factor om duurzame inzetbaarheid daadwerkelijk te stimuleren.
De Belastingdienst toetst de toegepaste vrijstellingen achteraf, waarbij de werkgever verantwoordelijk blijft voor het juist beoordelen van de gekozen opleiding, ongeacht of gelden worden gestort op een voorwaardelijk DI-budget of een (derden)leerrekening. De leerrekening is een bijzondere vorm van een DI-budget. Kenmerkend is vaak de afspraak dat de werknemer het bedrag dat hij nog niet heeft besteed, kan ‘meenemen’ bij uitdiensttreding. In een dergelijk geval blijft de oude werkgever verantwoordelijk voor mogelijke heffing van loonbelasting, tenzij de nieuwe werkgever deze verantwoordelijkheid expliciet overneemt. Dit laatste is praktisch bijna niet uitvoerbaar, bijvoorbeeld omdat beide werkgevers elkaar vaak niet eens kennen.
Samen met mijn collega Jan de Graaf voer ik momenteel overleg met de ministeries van SZW, Financiën en de Belastingdienst om tot procesafspraken en een algemene uitleg van de regels te komen, die tot meer duidelijkheid vooraf moeten leiden over welke opleidingen binnen, of juist buiten een categorie vallen. Voorbeelden waar nu twijfel over bestaat: een rijbewijs halen (niet vrijgesteld, behoort tot persoonlijke uitrusting), mindfulness (discutabel), een taal leren (afhankelijk van de (vervolg)functie). Ook dienstverlening gericht op financiële planning is maar in enkele gevallen gericht vrijgesteld (wel in het kader van outplacement en pensioen, niet in algemeenheid).
Het huidige beleid van de Belastingdienst werkt beperkend. Wij willen dan ook pleiten voor een beleidsbesluit van het ministerie van Financiën, dat een ruime interpretatie van de huidige wetgeving toestaat, zelfs als dat voorbij zou gaan aan jurisprudentie. Dit zou ook gepast zijn in het licht van een ‘leven lang ontwikkelen’. Niet alleen omdat de overheid een leven lang leren wenselijk vindt, maar bijvoorbeeld ook omdat een werknemer in het kader van de privacywetgeving niet aan de werkgever kenbaar hoeft te maken wat hij wil bereiken met het volgen van een opleiding.